127 zoodat men over een groot gebied een driehoeksnet verkrijgen kan (fig, 14), De schaal van het net wordt verkregen, wanneer men (op zijn minst) twee goed gelegen punten van een net der ter- restrische triangulatie in de beelden identificeert en deze wederom door insnijden aan het fotogrammetrische net aansluit. Daarmee verschaft dan deze „radiaaltriangulatie" of „nadirpuntstriangulatie" een aanzienlijke netsverdichting van het voorhanden zijnde trigono metrische net van de terrestrische triangulatie (bv. de Rijksdrie hoeksmeting) en in vele gevallen op afdoende en zeer economische wijze de noodzakelijke paspunten (zie boven) voor het samenstel len van fotopians. Weliswaar geeft ook deze methode slechts de horizontale ligging van enkele punten en dan nog onder bepaalde voorwaarden. Nu kan men echter den hoogtevorm van een terrein zienindien men twee naast elkaar liggende beelden van een strook (fig. 3, fig. 15) met beide oogen zoo bekijkt, dat de eene opname uitsluitend door het linkeroog en de andere opname uitsluitend door het rechteroog bezien wordt. Bij dit stereoscopisch bekijken waartoe men zich van bekende hulpmiddelen (fig. 16) bedient vloeien de beide opnamen tot een optisch ruimtelijk model van het landschap ineen. Bij het hierboven besproken opzoeken van veranderingen in het terrein, bij uitstek in dicht bewoonde of dicht begroeide gebieden, kan deze methode met groot succes toegepast worden. Maar zulk een ruimtelijk model kan onder bepaalde omstandig heden tevens voor reconstructie dienen en wel door rechtstreek- sche orthogonale projectie van de punten van het oppervlak van het model op een horizontaal teekenvlak. Het optische model moet voor dat doel aftastbaar zijn; men kan, zooals reeds vermeld, een dergelijk model tot stand brengen door omkeering van de opneming. Daarvoor gebruikt men twee projectoren; de beide stralenbundels van twee naburige beelden, welke bundels de opnamen tot stand brachten, worden daarmede als congruente stralenbundels gerecon strueerd. Geeft men daarbij, door helling, zwenking en draaiing van de projectoren, aan de stralenbundels dezelfde onderlinge ligging, als de oorspronkelijke stralenbundels hadden, dan zullen alle licht stralen,-die van dezelfde terreinpunten uitgingen, bij deze ,,dubbel- projectie" elkaar weer paarsgewijze in de ruimte snijden en al deze snijpunten tezamen bepalen de oppervlakte van het model. De methode, volgens welke men luchtopnamen, behalve ter vol-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1938 | | pagina 80