129 tooiing van aanwezige kaarten, ook voor een volledige nieuwe kaarteering gebruiken kan, is in wezen afkomstig van Scheimpflug en is door hem in fig, 1 7 toegelicht; in de praktijk toegepast werd deze methode voor het eerst door Gasser. In fig. 18 ziet men sche matisch de opstelling van de projectoren met (voorloopige) onder stelling, dat de opnamen met nauwkeurig loodrecht gerichte ca mera-as opgenomen zijn. Het projectievlak is het teeken- resp. kaartvlak; dit is in verticalen zin verschuifbaar om het naar ieder punt van het oppervlak van het ruimtelijk model te kunnen brengen, d.w.z. naar ieder snijpunt van overeenkomstige stralen. Men is op zulk een snijpunt dan ingesteld, wanneer de beeldelementen, ont- c Fig. 19. Schema van de projectorinstelling en het verstelbare meetmerk. van staan door beide lichtstralen, tot coïncidentie gebracht zijn. Door zulk een punt met een teekenstift te markeeren, verkrijgt men. voortgaande met deze methode, tenslotte de orthogonale projectie van alle oppervlaktepunten, dus een situatieplan. De verticale ver schuiving van het teekenvlak, welke afleesbaar is op een verticale verdeeling, geeft de hoogteverschillen tusschen de diverse ingestelde oppervlaktepunten en wel in de schaal van het model. Deze schaal ÓM X- i i i Oo turn P/ane

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1938 | | pagina 82