134
opneming hadden. Bij nog niet bereikte „relatieve orienteering''
kruisen de bijbehoorende stralen elkaar in de ruimte, waardoor een
coïncidentie van de betrekkelijke beeldelementen met het meetmerk
niet te verkrijgen is. De ligging en de grootte van de optredende
afwijkingen maken het mogelijk, de oorzaken en de grootte van de
oriënteeringsfouten gemakkelijk te kunnen beoordeelen, waardoi
or
in minder dan 10 minuten de relatieve oriënteering tot stand ge
bracht kan worden en wel met groote nauwkeurigheid, omdat daar
voor een willekeurig aantal punten van het ruimtelijk model ter be-
Fig. 25. Stereoplanigraaf.
schikking staan.
Opgemerkt dient te worden, dat voor de samenstelling van het
model geen trigonometrische „paspunten" gebruikt worden; deze
zijn pas noodzakelijk voor de schaal en voor de horizonteering.
Voor de schaal benut men den ruimtelijken afstand tusschen twee
terreinpunten, welke naar ligging en hoogte bekend zijn; de daar
door voorgeschreven afstand van de overeenkomstige modelpunten
wordt verkregen door een proportioneele verandering van de „ba-