137 positieve lens. Slechts bij deze samenstelling van lenzen is de lig ging van het geprojecteerde beeldelement in hooge mate ongevoe lig voor onvermijdelijke onnauwkeurigheden (onnauwkeurigheid in richtingsgeleiding, inwendige verschuiving van het systeem). Het gebruik van projectoren in de origineele grootte van dc ca mera's maakt weliswaar de directe instelling van kleine bases tech nisch onmogelijk; men behelpt zich dan volgens een uitvinding van de Firma Carl Zeiss, n.l. men vergroot de basis ba (fig. 22) door verschuiving van een projector over een oordeelkundig geko zen afstand k, waarbij men echter tegelijkertijd het meetmerk als het ware in tweeën splitst en wel over denzelfden afstand k. Met behulp van een binoculair waarnemingsapparaat brengt men ste reoscopische beeldfusie van de beide meetmerken tot een „ruimtelijk meetmerk" en van de beide beelden tot een ruimtelijk model tot stand. Bij het aftasten van het model moeten natuurlijk, zooals in fig. 19, de meetmerken en de teekenstift de wederzijdsche onder linge ligging behouden, hetgeen geschiedt door middel van paral lelle geleiding in het teekenvlak. Fig. 23 geeft schematisch een dubbelprojector, waarbij zoowel het voortzetsysteem volgens Zeiss als de basisinstelling volgens Zeiss gebruikt worden. Bij alle tot nu toe beschreven constructies worden de door pro jectie tot stand gekomen reëele beelden op een diffuus verstrooiend vlak opgevangen; zoo wordt bij de constructies volgens lig. 22 en fig. 23 een matglazen oppervlak gebruikt om het beeld van de ach terzijde af te kunnen waarnemen. Een dusdanig projectievlak heeft het voordeel, dat de waarneemrichting van de projectie bijna onaf hankelijk is van de richting van de stralen, die het beeld tot stand brengen; zoo n vlak heeft echter -afgezien van lichtverlies het nadeel van afhankelijkheid van de noodzakelijke z.g. „korreling van het projectieoppervlak, waardoor de allerfijnste beelddetails ver loren gaan. Zonder twijfel kan aan hoogere eischen van nauwkeu righeid voldaan worden, indien men het reëele, door projectie tot stand gebrachte beeld, direct door een microscoop waarneemt, wat dan slechts in de richting van de beeldvormende stralen mogelijk is. Bij een binoculair instrument moeten dan dus de stralen, die uit verschillende richtingen op de meetmerken vallen, met behulp van (automatisch te besturen) richtspiegels in vastgestelde richtingen naar de oculairen gevoerd worden. Het instrument nu, dat behalve de inrichtingen van fig, 23 ook

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1938 | | pagina 90