104 iedereen kan begrijpen, dat deze minimaal is. Dat blijkt ook uit het feit, dat de samenloop van al deze toevalligheden zich, sinds 1838, voor zoover mij bekend, nog nooit heeft voorgedaan. Hèt zou dus alleen theoretische beteekenis hebben om de vraag te bespreken of de Staat aangesproken zou kunnen worden op grond van het feit, dat de verbetering van een door een derde ge maakte fout achterwege gebleven is, omdat de Staat den belang hebbende ten onrechte in de meening gelaten heeft, dat alles in orde is. Een moreele verplichting om de schade geheel of gedeeltelijk te vergoeden, bestaat er naar mijn meening zeer zeker. Bovengenoemd risico is zoo gering, dat het zonder eenig be zwaar van 1838 tot 1922 door de hypotheekbewaarders en na 1922 door den Staat gedragen is. Bij de keuze van vernieuwingsmethode van de registers no. 69a zal het feit, dat dit risico alleen bij methode I verminderd kan wor den en bij de drie andere werkwijzen even groot blijft als tot nu toe het geval was, weinig gewicht in de schaal behoeven te leggen. Dit neemt niet weg, dat er steeds naar gestreefd moet worden om de vernieuwing in ieder voorkomend geval zoo goed uit te voeren, als dit met de ten dienste staande middelen mogelijk is. Wordt in een inschrijving een onjuistheid ontdekt, dan spreekt het van zelf, dat dan alles in het werk gesteld moet worden, om deze verbeterd te krijgen. Over de keuze van vernieuwingsmethode valt iets te zeggen, om dat na de publicatie in het Weekblad voor Privaatrecht, Notaris ambt en Registratie van 1 October 1932 (no. 3275) van de artike len van de collega's Kleijn en Hollestelle een feit gebeurd is, dat het vraagstuk van de vernieuwing van de registers no. 69a en de herinschrijving van de hypotheken in een geheel ander licht heeft geplaatst. Dit feit is, dat collega Hollestelle eerst in Zutphen en daarna in Arnhem een aanvang heeft gemaakt met de vernieu wing van de registers no. 69a en dat op dit oogenblik in Zutphen dit werk voor gereed is en in Arnhem voor ruim x/i- Uit dit feit blijkt onomstootelijk, dat de jarenlang verkondigde stelling, dat ver nieuwing van registers no. 69a niet mogelijk is zonder een algeheele

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1939 | | pagina 102