106
wordt. Daar de vernieuwing samengaat met de dagelijksche werk
zaamheden, is hier niet een afzonderlijke ploeg van ambtenaren
voor noodig, maar kan een oplossing gevonden worden door een
gewijzigde werkverdeeling en tijdelijke indienstneming van eenig
personeel. In dezen tijd van werkloosheid is dit laatste eerder een
uitkomst dan een bezwaar.
Het is niet verantwoord, dat daarmee gewacht wordt, tot die
wet tot stand gekomen is, want de partieele herinschrijving is voor
de vernieuwing van de registers no. 69a van betrekkelijk weinig
beteekenis.
Voor de groote gemeenten wordt van de statenboekjes gebruik
gemaakt en dan is het niet noodig om na te gaan of de inschrij
vingen van ouderen datum reeds doorgehaald zijn; dat is vroeger
reeds geschied. Voor de kleine gemeenten, die (indien daarvoor
tijd is) volgens methode I behandeld worden, is de oplossing zeer
eenvoudig: in de oude registers no. 69a worden de inschrijvingen,
die in de oudste hulpregisters no. 3 voorkomen en die nog niet zijn
doorgehaald, omkringd. Men weet dan, dat alle andere doorgehaald
zijn. Hiermede wordt dus „boekhoudkundig bijna hetzelfde be
reikt als met een partieele herinschrijving. Van de inschrijvings
registers ter bewaring Nijmegen zijn er reeds 150 (inschrijvingen
genomen van 1879 tot 1908) op deze wijze behandeld.
Boekhoudkundig want het publiek, dat gaarne bevrijd zou
worden van de inschrijvingen, die vroegere schuldenaren zuinig
heidshalve niet hebben laten doorhalen, is hiermede niet geholpen.
Maar aan dit bezwaar kan alleen door een wet tegemoet worden
gekomen.
Ongetwijfeld zou het gemakkelijk zijn, indien het publiek en de
hypothecaire boekhouding tegelijk geholpen zouden kunnen wor
den. Nu echter deze laatste niet op een wet kan wachten, moet de
kwestie van de inschrijvingen, waarvan de doorhaling verzuimd is,
los daarvan behandeld worden. Dit geeft het voordeel, dat een wet
telijke regeling gemaakt zou kunnen worden, die het publiek niet
voor één keer, maar voor altijd zou helpen. Deze zou bijvoorbeeld
daarin kunnen bestaan, dat er een eenvoudige en weinig kostbare
gelegenheid werd geopend om een bevel tot doorhaling te krijgen
van een inschrijving ouder dan 20 jaar en genomen tot zekerheid
van verbintenissen, waarvan redelijkerwijs aangenomen kan worden,
dat zij niet meer bestaan. Het antwoord op de vraag of bovendien