122
ken, dan wanneer beide functies in één persoon vereenigd zijn.
Op het oogenblik, nu zoowel de opleiding van cultuurtechnisch-
ingenieur als die van ruilverkavelingslandmeter nog moet worden
geregeld, dient de mogelijkheid van combinatie ernstig te worden
onderzocht.
Nederlandsche Landmeetkundige Federatie.
VERSLAG VAN HET DERDE CONGRES TE AMSTER
DAM OP 15 APRIL 1939.
COMMISSIE I Landmeetkundige Techniek.
De voorzitter opent de vergadering en spreekt zijn voldoening
uit over de aanzienlijke opkomst. Hij hoopt, dat de binnengekomen
rapporten aanleiding zullen geven tot een vruchtbaar debat.
Vervolgens verzoekt de voorzitter de aanwezigen enkele verbe
teringen te willen aanbrengen in de congrespublicatie:
Ir. F.-P. Mesu. Le géomètre et la technique rurale. Le conférencier traite du
problème du chómage et des diverses manières par lesquelles le gouvernement
néerlandais s efforce de le dissiper. Ce gouvernement veut donner 1 automne
prochain un emploi dans les travaux publics a 40.000 sans-travail. Ce sont pour
la plupart des travaux ruraux, parmi lesquels les remembrements prennent la pre
mière place. Cependant on manque de géomètres et d ingénieurs ayant fait une
étude spéciale de ces travaux. L'auteur défend une nouvelle formation a 1 Uni-
versité Agronomique de Wageningen pour agronomes-géomètres.
Hoewel door het vervallen van de jaarvergadering van de Ned. Verg. voor
Fotogrammetrie het aanvangsuur voor het Congres op 15 April 1939 wel wat
vroeg was, waren toch zeer veel congressisten aanwezig, toen om 9.15 de
Voorzitter, Prof. Tienstra, het Congres opende en de aanwezigen welkom
heette.
De gewone agendapunten werden vlot afgewerkt, de jaarverslagen goedge
keurd en de Voorzitter werd herkozen bij enkele candidaatstelling.
Ter bepaling van de plaats van samenkomst voor het volgend Congres opperde
de Voorzitter het idee te trachten in contact te komen met de beoefenaren der
mijnmeetkunde en daarom het Congres in het Zuiden van Limburg te organi-
seeren en daaraan een lezing en een excursie te verbinden. De vergadering kon
hiermede accoord gaan en wilde een en ander gaarne overlaten aan het beleid
van het Hoofdbestuur.
Daarna verdeelden de congressisten, welke ten getale van ongeveer 100 aan
wezig waren, zich over de commissies, waarvan hier de verslagen volgen.
Voorzitter: H. J. Houben. Rapporteur: A. H. M e e r t e n s.