128 spreker zich af, welk nut het Kadaster kan hebben van een kaar- teering 1 2500 welke tot stand komt als aangegeven door den heer Von Frijtag Drabbe. Dit kan geen voldoend nauwkeurige kaart geven en is deze werkwijze dan wel economisch verantwoord? De heer C. H. B. de Kor ver constateert met genoegen, dat de heer Jonas deze zaak opnieuw aan de orde heeft gesteld. Men is er volgens spreker nog te weinig van doordrongen, dat het Ka daster lang niet overal beschikt over behoorlijke bijbladen. Er zijn zelfs kantoren zonder vernieuwde bijbladen. De tegenwoordige gang van zaken is, dat tot vernieuwing wordt overgegaan, als men de beschikking heeft gekregen over een polygoon. Aan dezen grondslag wordt dan het raam van de kaart gekaarteerd. Heeft men echter geen veelhoek, dan vraagt men wel eens, zijn er geen foto's, die hier kunnen helpen? Het wil spreker voorkomen dat, vooropge steld dat het fotomateriaal reeds aanwezig is, de bijbladen bij ge bruikmaking van foto's met weinig moeite en weinig kosten beter gemaakt kunnen worden, waarom hij voorstelt op een beperkt ter rein een zoodanige proef te nemen. De heer W. F. Stoorvogel vraagt of de proeven betrekking zullen hebben op open terreinen.De praktijk leert, dat juist daar weinig veranderingen optreden en dus het kadastraal belang gering is. Is het nu een bezwaar, dat in dergelijke terreinen geen bij bladen bestaan? Spreker zou alleen de hulp van foto's willen in roepen voor die terreinen waar veel veranderingen plaats vinden en waarvan de inwendige verdeeling niet op de kadastrale kaart voor komt. De heer Von Fr ij tag Drabbe merkt op, dat ook hij geen volledige vernieuwing van het kadastrale plan volgens genoemde werkwijze beoogt, doch slechts een verbetering. Prof. T i e n s t r a wijst nog eens op het essentieele verschil van de twee mogelijke kanten van dit vraagstuk: öf langs fotogramme- trischen weg, óf met behulp van foto's en kadastrale gegevens sa men. Dit laatste prefereert spreker, omdat dan direkt een kadastrale kaart ontstaat en naderhand geen identificatie meer noodig is. De heer G. Fortuin wenscht bij de verbetering van de bij bladen het raam van de kaart uit de breiden met tal van details, hetgeen mogelijk zal zijn indien overgegaan wordt tot het gebruik van stereoscopie bij het lezen van de foto's, waardoor de identifi catie zeer wordt verbeterd.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1939 | | pagina 126