131
De heer Schuurman ziet in de grensbeschrijving van den
heer niets nieuws en is voorstander van een dergelijk stuk.
De heer Haasbroek meent, dat de heer Greve te veel let op
toestanden als voorkomen onder het kantoor Zutphen. (De heer
Greve had o.a. betoogd, dat het ter vermijding van misverstand
aanbeveling verdient steenen te plaatsen, en deze op de grensbe
schrijving te vermelden, ook al stond ter plaatse een afrastering.)
Juist in Amsterdam is de raster de afscheiding en het gevaar, dat
een op de grensbeschrijving voorkomende raster (opgemeten in b.v.
1908) een ander is, dan die, welke er tegenwoordig staat, is inder
daad niet denkbeeldig.
Resumé. De door den heer Jongedijk genoemde conclusies 1 tot
en met 10 neemt de commissie over, onder aanteekening, dat de
aandacht werd gevestigd op de wenschelijkheid van verplichte
grensafpaling, die zich behoort aan te passen aan de gesteldheid
van den bodem.
Rapport Mr. J. H. Jonas.
De voorzitter merkt op, dat het rapport van den heer Jonas nog
al negatief is uitgevallen, maar ondanks dit zou hij het pactum niet
willen loslaten. Men moet het betere niet nalaten voor het beste.
Bovendien, wordt een dergelijke clausule gewoonte in de akte, dan
wordt verwezen naar een soort scheidsgerecht, zooals dit door Mr.
Bes in zijn rapport is behandeld en naar de voorzitter meent is dit
toch zeker winst. Ook het betoog van Mr. Jonas t.a.v. het nut van
het P. d. C. voor gemeenten vindt de voorzitter iets te somber, dik
wijls toch verkoopen gemeenten groote complexen aan particulie
ren, die zoo'n complex dan verkavelen en voor hen geldt het nut
van een P. d. C. weer wel.
Mr. Jonas blijft bij zijn meening, dat de N. L. F. haar krachten
beter voor iets anders kan gebruiken.
De heer R i e t s e m a ziet alleen nut in het opnemen van het
pactum, wanneer er een scheidsgerecht (of beroepsraad) bestond,
dat van Overheidswege werd erkend.
Conclusie. Hoewel de commissie met den heer Jonas erkent, dat
in de practijk het directe nut van een in de akte op te nemen pactum
de compromittendo niet zeer groot is, meent zij toch, dat het op
nemen daarvan, vooral wanneer in de toekomst een kadastraal
scheidsgerecht (kadastrale beroepsinstantie) mocht zijn tot stand
gekomen, aan te bevelen is.