134
ten verschillen. Een beroep op den landmeter bestaat er niet. Deze
kan wel eens een belangstellenden eigenaar inlichten, maar het of-
ficieele beroep gaat via Ged. St. en dit college heeft alleen te letten
op een juiste toepassing van art. 47 der Wet op de Grondbelasting.
Dit art. 47 is geheel in strijd met de taak van den landmeter, die
eigendomsgrenzen opmeet. Een uitspraak van Ged. St. gaat dus
over bezitsgrenzen en partijen hebben het in 99 van de 100 geval
len over eigendomsgrenzen. Daarom is een beroepsinstantie, als door
spr. ontwikkeld, een noodzakelijkheid, wil men verder komen op het
pad, dat leidt naar meerdere rechts- en grenszekerheid. Spr. ont
popte zich als een volbloed revolutionnair toen hij betoogde, dat
desnoods de heele I. K. wel afgeschaft kon worden en vervangen
door een paar bepalingen, waaruit zou moeten volgen, dat de land
meter slechts moest opmeten grenzen, berustende op een ingediende
akte.
Conclusie. Met grooten nadruk werd door de vergadering aan
bevolen, dat de N. L. F. zich zal wenden tot het Departement van
Financiën met het verzoek te willen medewerken aan het tot stand
komen van een kleine gemengde commissie, welke tot taak zou
moeten hebben het noodige voor te bereiden voor het doen ontstaan
van een kadastraal scheidsgerecht.
Met betrekking tot de door de commissie geformuleerde stelling
3 (Het is gewenscht, dat de N. L. F. een permanente commissie in
stelt, welke tot taak heeft:
a. het in breeden kring bekend maken van wat nuttig is ter ver
krijging van zoo groot mogelijke grenszekerheid;
b. het bestudeeren en voorbereiden van regelen, welke de wijze,
waarop thans grensgeschillen worden beslist, zouden kunnen
verbeteren;
c. het codificeeren van ter zake genomen conclusies en het daar
van te bestemder plaatse kenbaar maken.)
was de vergadering unaniem van oordeel, dat althans voor het
a.s. jaar eenige continuiteit in de functionarissen van commissie
3 gewenscht is en werden opnieuw genoemd de namen Mr. J. Best
als voorzitter en A. Govers als rapporteur. Indien in deze commis
sie zou kunnen worden opgenomen Mr. K. J. Bes, zou daarmee
tevens de grondslag gelegd zijn voor de in de stelling 3 ontwikkelde
permanente commissie.