136
op pag. 17 van zijn rapport aangehaalde voorbeeld uit Hof matin nl.
een aan den bewaarder onbekend gebleven cessie, kan in Indië
dientengevolge niet voorkomen, terwijl ook de volmacht tot door
haling bij authentieke acte moet worden verleden, wanneer bv. de
crediteur in Holland vertoeft.
In de tweede plaats denk ik aan het formeele vooronderzoek, dat
door den overschrijvingsambtenaar naar de rechten en bevoegd
heden van de comparanten wordt gedaan en dat aldus Mr.
Neytzel de Wilde in zijn prae-advies voor de Indische Juristen Ver-
eeniging hoe onbeduidend in theorie, in de practijk in alle op
zichten proefhoudend is gebleken, daar processen, in zake trans
acties met vast goed, weinig in Indië plegen voor te komen.
Ik mag hierover thans niet verder uitweiden; voornamelijk is mijn
betoog er op dit oogenblik op gericht, dat men niet oordeele, dat
het Indische stelsel slechts gering belang kan hebben, nu wij hier
in Holland in grondslag verschillen. Ook het Indische stelsel blijft
immers een negatief stelsel, ook daar bewijst de acte niet het eigen
domsrecht; tegenbewijs is steeds toegelaten. Doch dit niet alleen;
het merkwaardige speciaal voor de Hollandsche collega's, naar
het mij voorkomt is, dat het thans nog vigeerende stelsel in Indië
een voortzetting vormt van de h. 1.1. tijdens de Republiek bestaande
„opdracht voor het Gerechtdat wij echter in Holland met de in
voering van de Code Civil verlaten hebben. (Het Wetboek Lode-
wijk Napoleon spreekt nog wel over een „opdracht voor een auto
riteit", maar het ontwerp 1816 onder Franschen invloed reeds niet
meer.)
Dit stelsel, neergelegd in de Indische Overschrijvingsordonnantie,
werd bij de invoering van het Indische B.W. in 1848 voorloopig
gehandhaafd en is, zooals ik zei, nog steeds in werking. Toen o.m.
in 1878 een poging werd gedaan om concordant met Holland de
regeling uit het N. B. W. in te voeren, is dit afgestuit op het ver
zoek van belanghebbenden bij Crediet- en Handelsinstellingen in
Batavia, welke in dit stelsel van ambtelijke tusschenkomst een groo-
ten waarborg zagen. Wel een aanwijzing dus, dat dit stelsel in
zekeren zin voldoet.
Men moge de opmerkingen van de heeren Heines en O. fonas
te Arnhem tijdens den vacantiecursus (zie pag. 16 Rapporten 1938)
t. a. v. het gevaar, gelegen in een klakkelooze vergelijking van Indië
met Holland, in het algemeen onderschrijven, zijnde dit verschil im-