143
richtingen geen mogelijkheden zag om daaruit een gemeenschappelijke propae-
deuse voor cultuurtechnisch-ingenieur te construeeren. De studie zou te uitgebreid
moeten worden.
De heer Gonggrijp wilde meer het accent leggen op het elkaar begrijpen
van den landmeter en den landbouwingenieur en het aanvoelen waar zij elkaar
noodig hebben. Gaarne zou hij er aan meewerken, dat de landmeters bij hun
studie praktisch inzicht zouden kunnen krijgen in het ruilverkavelingswerk.
De heer M e s u, de sprekers beantwoordende, zei, dat hij ook niet zoo maar
de oplossing kon geven, maar dat natuurlijk de door hem gedachte cultuurtech-
nisch-ingenieurs niet naar beide zijden „all-round" kunnen zijn. Hun basis moet
goed zijn en in de praktijk komt hun volledige vorming. Hij maakte een verge
lijking met den huisarts, die in moeilijke gevallen naar een specialist verwijst.
Hierna bedankte de Voorzitter den heer Mesu in hartelijke woorden voor zijn
interessante rede, welke woorden door een krachtig applaus van de vergadering
onderstreept werden.
Vervolgens brachten de voorzitters der Commissies verslag uit over het be
handelde in de commissievergaderingen.
Bij de rondvraag vroeg de heer J. Z ij 1 s t r a of elk jaar een congres moest
worden gehouden. Hij vond dat wat veel.
De Voorzitter antwoordde, dat dit reglementair was en dat er voorloopig nog
voldoende vraagstukken aanwezig waren om aan de orde te kunnen stellen.
O. J. JONAS, Secretaris N. L. F.
Le troisième congrès annuel de la Fédération Topométrique Néerlandaise.
Dans la séance plénière l'ingénieur Mesu (Utrecht) a fait une conférence sur „le
géomètre et la technique rurale (voir page 111). Quant aux discussions dans
les commissions nous remarquons:
I. Commission Technique topométrique.
Prof. Tienstra (Delft) a expliqué brièvement sa dissertation sur le rattache-
ment conforme a trois points. Ensuite il a démontré que les distances et les
directions vers les points d'orientation influent sur la précision des points du
polygone. Les discussions sur le rapport „Déplacement de l'origine des coor-
données de la Triangulation de l'Etat" de M. Harkink (Rotterdam) ont montré
que les désavantages de ce déplacement seraient plus grands que les avantages.
Le rapport de M. Hof (Amsterdam) sur les signaux en cas de jalonnement, dé-
fendant l'introduction d un système général de signaux optiques convenus, a ren
contré l'adhésion général. Enfin M. Harkink (Rotterdam) a montré la machine
a calculer Brunsviga-double perfectionnée.
II. Commission Photogrammétrie et Cartographie.
M. O. - J. Jonas (Arnhem) a signalé dans son rapport l'existence de beaucoup
de mauvais plans cadastraux aux échelles 1 2500 et 1 5000, qu'on ne pourra
pas réviser dans les premier temps. II a proposé d'étudier la possibilité de per-
fectionner les plans a l'aide de redressement des photographies aériennes 1 10000
dont le Service Topographique dispose. Après une discussion trés animée l'as-
semblée a conclu a la nécessité de faire des essais pour examiner cette possibilité.
M. J. -/. Gorter (Zwolle) a expliqué son rapport sur l'application de la pho
togrammétrie aérienne au remembrement. Pour le remembrement des „Eemnesser
Polders" d une superficie d'environ 2100 ha on a utilisé la photogrammétrie
aérienne. Les prises de vues ont été effectuées avec un appareil photographique
Zeiss a double chambre f 20,5 cm, a l'échelle 1 5000. Le nombre des points
de repères terrestres s'est élevé a 300. lis ont été signalés sur le terrain en utili-
