LA ND MEE TKUNDE.
161
N. D. Haasbroek, landmeter van het Kadaster, Amsterdam
Astronomische azimuthsbepaling
De astronomische azimuthsbepaling (men zie ook mijn artikel
over dit onderwerp in de Februariaflevering 1937 van dit tijdschrift)
is in ons land weinig in gebruik. In de streken, waar ons als oriën-
teeringsrichtingen voldoend verre torens ter beschikking staan, kan
zij ook achterwege blijven. In de meer beboschte gedeelten van het
land evenwel, waar de aansluitingsrichtingen veelal door het ge
boomte niet zichtbaar zijn, mag het ontbreken van deze richtingen
geen reden zijn om de resultaten van een veelhoek slechter te laten
zijn dan noodzakelijk is, omdat aan den hemel talrijke oriëntee-
ringsobjecten ter beschikking staan. Want juist in een aan oriën-
teeringsrichtingen arme streek zijn de veelhoeken vaak zeer lang,
en hoe wenschelijk is het dan niet om op enkele plaatsen in zoo'n
langen veelhoek een tusschenazimuth te bepalen om de onvermijde
lijke doorbuiging van den polygoon tegen te gaan.
De practische bezwaren er tegen zijn van tweeërlei aard:
lste. De uitvoering vereischt (behalve bij de oriënteering op de
poolster, waarvoor het gebruik van een goed horloge voldoende
kan worden geacht) voor de methode met behulp van den uurhoek
een chronometer met stopwatch. Indien op een ster wordt geörien-
teerd behoort het diafragma te worden verlicht: men kan dit be
reiken door, liefst indirect, het licht van een zaklantaarn door het
objectief te laten vallen. Vooral bij de oudere typen theodolieten is
de verlichting van de afleesmicroscopen met behulp van een zaklan
taarn practisch en eenvoudig.
Zooals vanzelf spreekt is aan deze bezwaren niet tegemoet te
komen.
2de. De uitvoering vereischt tamelijk veel rekenwerk. In het
volgende heb ik getracht deze hoeveelheid rekenwerk te beperken.
Hoewel strikt genomen niet geheel noodzakelijk (immers lengte
en breedte zijn uit te drukken in X en Y) zal het toch bij de