163
Tot dusverre bepaalde ik deze geografische coördinaten en de
meridiaanconvergentie met behulp van het formulier uit het werkje
van Prof. Hk. J. Heuvelink: De stereografische kaartprojectie in
hare toepassing bij de Rijksdriehoeksmeting. Het is, vooral voor den
weinig geoefenden rekenaar, tamelijk bewerkelijk en geheel inge
richt op het gebruik van de 7-decimalen-logarithmentafel van
Schrön. Een bezwaar tegen het formulier is het ontbreken van
controle.
Zonder aan de eischen van de landmeetkundige praktijk te kort
te doen heb ik gemeend lengte, breedte en meridiaanconvergentie
op een eenvoudige wijze te kunnen bepalen, eveneens met behulp
van de formules uit het evengenoemde werkje van Prof. Heuvelink.
Beginnen we met de meridiaanconvergentie. Deze is (form. 10.
blz. 19):
p [12] X [13 ]XY [14] X F2 4- [15] X3 [16] X Y3 -+
[17] X3 Y+
waarin de waarden [12] t/m [17] constanten zijn. We schrijven
deze formule in den volgenden vorm en verwaarloozen de beide
laatste termen:
p= 1 [12] X -\- [15] X3 -\- X[13] F [14] F2 j.
Voor waarden van X is, met intervallen van 10 km, het eerste
deel van deze formule, uitgedrukt in centesimale secunden, gefa
buleerd. Hoewel voor tusschengelegen waarden wegens het optre
den van den factor X3 theoretisch niet rechtlijnig geïnterpoleerd
zou mogen worden, heeft dit theoretische bezwaar in de praktijk
geen beteekenis. Voor het tweede gedeelte van de formule is een
correctienomogram samengesteld. Daar de meridiaanconvergentie
spiegelt t.o.v. den meridiaan van Amersfoort, is ze alleen voor de
oostelijke helft van het land aangegeven. Bij negatieve X neemt
men het tegengestelde teeken. Zie Nomogram Meridiaanconver
gentie op blz. 162.
De verwaarloosde term is [16] X F3 -f~ [17] X3 Y of, daar
[17]= [16]: [16X Y(Y2 X2). Deze waarde bereikt haar
maximum bij F=170 km (uiterste landsgrens) en X 100 km.
Ze bedraagt dan 0,cc5.
Voor de bepaling van de lengte uit X en F kan gebruik
gemaakt worden van formule 12 op blz. 20. Ze heeft volkomen
denzelfden bouw als die voor de merdiaanconvergentie, verschilt
er slechts van in de waarden der constanten. Ook hier is daarom,