188 jaren hebben echter een groote oogst opgeleverd, en het laat zich aanzien, dat de Foutenvereffening de belangstelling voorloopig tot zich trekken zal. Als we in den jaargang 1887 van het Tijdschrift het artikel lezen van Van Beurden: „Tusschenkomst van deskundigen in grenstwisten", gaan we in gedachten nog ruim 70 jaren terug, en herinneren ons de belofte die het Recuetl Méthodiqae in 1812 deed. Deze voorschriften deden van het Kadaster verwachten, „dat hetzelve beslist en voorkomt in het vervolg een menigte geschillen tusschen de grondeigenaars, over de grenzen hunner eigendommen. Hier is dus zeker al de mogelijkheid van grensuitzettingen in uitzicht gesteld. Het nakomen van de belofte moet in die jaren wel zeer vele moeilijkheden heb ben opgeleverd, want aan een nauwkeurige uitzetting van de grenzen was in de meeste gevallen niet te denken. De meetgetallen zijn in de meeste provincies verloren gegaan, zoodat men zich daar slechts kon bedienen van het grafische Kadaster. Waar de veldwerken bewaard gebleven waren, moest men wel overwegen, dat de daarop voorkomende maten op meters of op halve meters waren afgerond. Ook bij het uitzetten van de grenzen door uitpassing van de kaart moest de nauwkeurigheid lijden door de onzekerheid van opmeting en uitpassing. Men zal deze bezwaren in die eerste jaren niet sterk hebben gevoeld, want de suppletoire veldwerken bleven lang niet alle bewaard. Na 1835 moesten de veldwerken bij de hulpkaarten worden overgelegd, maar het werd 1878 voor alle veldwerken afzonderlijk werden opgeborgen en een belangrijk bestanddeel van het kadastrale archief gingen vormen. Uit het geven van die voorschriften is een hernieuwde belofte te lezen, „dat het Kadaster beslist en voorkomt een menigte geschillen tusschen grondeigenaren." Van toen af lag het niet meer aan de inrichting van het Kadaster, als de grenzen, die na 1878 ge vormd werden, niet waren uit te zetten met betere resultaten dan minuutplan of hulpkaarten en de spaarzame veldwerken konden opleveren. In 1887 beschrijft VanBeurdende verschillende instanties, die in den loop der tijden ,te beginnen met de Romeinsche Keizers, waren aangewezen om grens twisten te beslechten. Nu eens was het de landmeter, dan weer de rechter, al of niet na ingewonnen advies van deskundigen. In later tijd trachtte men in Duitsch- land grensgeschillen te voorkomen door toezicht te houden op de grensteekens, waarvoor was aangewezen een commissie van Feldgeschworenen. Men stelde dit instituut in de plaats van een rechtsgeldige kaart. Deze commissies trachtten de grenspunten door veelvuldige rondgangen, ge heime teekens bij of aan de grensteekens, tegen verplaatsing te beveiligen. Deze commissies bestonden ook in ons land, 1600, en verdwenen eerst met de in voering van het Fransche recht. Het gebruik van deze stille getuigen is ook nu nog in zwang en een prachtig middel van grenscontrole. (Wordt vervolgd.) v'

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1939 | | pagina 184