21 wenscht is, zich er op beroepende, dat het kadaster niet tot taak heeft zich met gevallen van eigendomsverkrijging door verjaring te bemoeien. Doch ook hier bewijst men naar mijn meening noch het Kadaster, noch het publiek, dat ter delimitatie opgeroepen, on middellijk de sedert meer dan dertig jaar bestaande erfafscheiding als eigendomsgrens zal aanwijzen, een dienst. M.i. heeft hier het Kadaster de taak den ten gevolge van ver jaring gewijzigden eigendomstoestand in zijn administratie toe te passen. Men zou mij kunnen tegenwerpen, dat wellicht de ver- eischten voor de verkrijging van den eigendom door verjaring niet zijn vervuld, dat het betrokken onroerend goed niet voortdurend, niet te goeder trouw, niet ongestoord, niet ondubbelzinnig en niet als eigendom in bezit is geweest (art. 1993 B.W.). Doch wanneer de hypotheekbewaarder een eenzijdige eigendomsverklaring van verjaring ter overschrijving krijgt aangeboden, past hij deze toch ook, behoudens de hierna te noemen uitzondering, in de kadastrale registers toe, zonder zich (hij is immers lijdelijk) met de rechts geldigheid ervan in te laten. Zou het dan niet toelaatbaar zijn op aanwijzing van de betrokken eigenaars, veelal gesteund door ge gevens in het kadastraal archief, een verjaring toe te passen zonder het publiek te verplichten hiervoor een bedrag van 4.50 aan zegel en overschrijvingskosten te betalen? De laatste methode heeft naar mijn meening bovendien het voor deel dat de toepassing ervan zonder nummerverandering, dus bij redres kan geschieden. Evenals bij de eigendomsverkrijging door aanwas en afslag, valt ook bij eigendomsverkrijging door verjaring het voordeel van redres (dus geen verwijzing) onmiddellijk op in het geval van bezwaardheid met hypotheek. De hypotheek rust volgens het bepaalde in art. 1211 B.W. ook op den aanwas, die (art. 651 B.W.) aan den oevereigenaar be hoort. De eigendom van het perceelsgedeelte, dat door afspoeling rivier is geworden komt, krachtens het bepaalde in art. 646 B.W., aan den eigenaar van de rivier. Hoewel, voorzoover mij bekend, het B.W. nergens vermeldt, dat een op een oeverperceel gevestigde hypotheek niet zou blijven rusten op het door afslag rivier geworden perceelsgedeelte, en mij ook geen proces hierover bekend is, toch meen ik, dat met het ver loren gaan van den eigendom, tevens het recht verloren gaat, het afgeslagen perceelsgedeelte ingeval van niet voldoen van rente en

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1939 | | pagina 19