LANDMEETKUNDE. P. Rietsema, landmeter van het Kadaster, Amsterdam: Bepaling van een punt in een plat vlak. Indien een groot aantal voorwerpjes uit een vast punt op een horizontaal vlak vallen en de afwijkingsoorzaken naar alle zijden uitwaarts met gelijke krachten werken, zou het trefferbeeld naar alle zijden een gelijke uitbreiding vertoonen en een cirkelvormig aanzien verkrijgen. Indien de afwijking veroorzakende krachten niet regelmatig en op gelijke wijze afwijkingen veroorzaken, ondergaat het trefferbeeld een vervorming. Zijn slechts een gering aantal waarnemingen gedaan, dan zal van een cirkelvormig aanzien in het algemeen eveneens weinig blijken. De afwijkingsoorzaken buiten beschouwing latende, zullen we zoeken naar het verband van een willekeurig trefferbeeld met het cirkelvormig beeld, van welk laatste aangenomen wordt, dat het ontstaat als de afwijking veroorzakende krachten naar alle zijden op gelijke wijze werkzaam zouden zijn. Voor het zwaartepunt van een trefferbeeld gelden de uitdruk kingen [x2] min. en [x] 0 [y2] min. en [y] 0 en [x2 y2] [u2] min., waarbij dan behooren [v sin /3] 0 en [v cos /3] 0, waarin de waarden (3 de azimuths voorstellen van die lijnen, die het zwaartepunt met de trefpunten verbinden. Groepeering om het zwaartepunt. Foutenellips. Indien we uitgaan van een gelijkzijdigen driehoek ABC (fig. 1), welke in een cirkel beschreven is, een willekeurige middellijn door dien cirkel trekken, n.l. P Q, verder loodlijnen uit A, B en C neer laten op die lijn en vervolgens op die loodlijnen de punten a, b

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1939 | | pagina 1