204 Uit het Huishoudelijk Orgaan van de Vereen, van Landmeters van het Ka daster in Ned.-Indië vermelden we het volgende. Maart 1939. Aankondiging van een ontwerp-ordonnantie, houdende rege lingen tot opheffing van privaatrechtelijke belemmeringen bij den aanleg van leidingen voor het overbrengen van electrischen arbeid en waarin wordt gezegd dat een spoedige totstandkoming moge worden bevorderd. (Bij ons geregeld in de Electriciteitswet 1904, terwijl onze Privaatrechtelijke Belemmeringenwet 1927 veel ruimer is.) In het nummer van April wordt de inhoud van de ordonnantie besproken door Mr. Van Huls (in art. 3 lid 2 wordt een kaart geeischt bij het Besluit). In datzelfde nummer vinden we de volgende zinnen van de hand van den Ck (Hoofd van het Kadaster): „De nieuwe instructies wijken op verschillende punten af van de wettelijke voorschriften (sanctie hierop is gevraagd, maar duurt te lang om er op te wachten). De nieuwe instructies zijn welbewust vastgesteld en iedere landmeter zal ze zonder meer hebben toe te passen. Ik draag daarvoor de verantwoorde lijkheid." Verder vindt men in dit nummer een bijdrage over het nut van het vervangen van „verouderde" meetbrieven, waarop Mr. Van Huls antwoordt: „Ideaal zou de toestand zijn, wanneer bij elke rechtsmutatie t.a.v. eenig perceel een nieuwe meetbrief werd geeischt, dan wel de verklaring, dat de bestaande meetbrief de grenzen van het goed volkomen juist weergeeft en de merkteekens nog alle op dezelfde plaats aanwezig zijn." Wij merken op J.dat dit ook voor Nederland de oplossing zou zijn om zonder wettelijke maatregelen tot een voor ieder bevredigenden toestand te ko men. Elke gepubliceerde transactie op het terrein onderzoeken (dus ook van de geheele perceelen). Maar de kosten: ook Mr. Van Huls acht het ideaal onbereikbaar wegens de groote uitgaven daarmede gemoeid. Tout comme chez nous. Al kan er in Indië meer dan bij ons. Zie de bovengeciteerde meening van den Ck. In de nrs 11/12 1938 en 1/2 1939 van Res et Jura Immobilia plaatst de heer H. van Hoecke een artikel: „Les cimetières". De S. behandelt hierin allerlei vragen, die zich kunnen voordoen bij het aan leggen, sluiten en verplaatsen van kerkhoven voor de betrokken gemeenteorga nen en bij het gebruik van graven door particuliere personen. Tal van oude wettelijke voorschriften worden hierbij aangehaald. Het trof ons, dat het „zakelijk recht" van graf, dat bij ons de Hooge Raad bestaanbaar acht (zie Asser-Scholten II blz. 269, 6e druk) volgens deze studie in België niet zou kunnen voorkomen. De S. behandelt tenminste alleen de con cessie voor het grhruik van een grafruimte op een openbare begraafplaats, dus een zuiver publiek recht, waarover de Gemeente alleen kan beschikken naar welgevallen, al zal deze zelf daartoe eerst regelen moeten opstellen. Vrij uitvoerig staat de S. stil bij de lasten, die uit de aanwezigheid van een kerkhof (ook van een particulier graf op eigen grond) voortvloeien voor de

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1939 | | pagina 200