205 omringende gronden (verbod van bouwen, graven van putten). Hij merkt daarover nog op, dat een wijs Gemeentebestuur deze nadeelen voor de aanliggende gronden zeer kan verminderen als ze een terrein uitzoekt „bien a 1 intérieur des champs Het zou volgens hem zijn ,,une charge trés onéreuse pour ces propriétés d' étre condamnées a rester terrains de culture uniquement". Waarover men gevoegelijk van meening kan verschillen. Uit het Dciemaandelijksch Tijdschrift van het Verbond van Belgische Maat schappijen van Landmeters 1938 vermelden we het volgende. 2e kwartaal: „Wegenisvraagstukken". Als iemand met vergunning van de Gemeente bouwt aan den openbaren weg krijgt hij: licht, lucht, uitweg, waterafvoer e.d. Waarin ligt de grond voor deze rechten? Is hier een quasi-contract tusschen de Gemeente en den bouwenden eigenaar en zou er dus, als de Gemeente be lemmeringen in den weg legt, sprake kunnen zijn van contractbreuk? Dit is een verouderde opvatting. Qualitate qua kan de Gemeente geen con tracten sluiten over het onvervreemdbaar openbaar domein. Is hier dan sprake van zakelijke rechten met name van servituten? Neen, want ook deze zijn ten aanzien van het openbaar domein niet bestaanbaar, want dit is ex commercio. Het zijn rechten sui generis, onderdeel van het eigendomsrecht en dus is er bij krenking door de Gemeente sprake van onrechtmatige daad en kan sinds 1921 Hof van Cassatie de Gemeente daarvoor wegens schade aansprakelijk worden gesteld krachtens artikel 1382 Code (ons art. 1401, Hooge Raad 1915). Een zeer uitvoerige studie vinden we in hetzelfde nummer over de beteekenis van de clausule uit transportakten, dat de verkooper niet vrijwaart tegen ser vituten, die vrijwel stereotiep in alle akten te vinden is. De schrijver wil er niet alle beteekenis aan ontzeggen, wijst op de goede trouw en de billijkheid, ge woonte en wet, die bij het tenuitvoerleggen van de overeenkomsten moeten wor den in acht genomen en formuleert aan het slot een uitvoerige clausule, die de moeilijkheden zooveel mogelijk tracht te ondervangen. N. 1939/323. Iemand koopt grond om daarop huizen te bouwen en bedingt van den ver kooper het recht van uitgang voor die huizen over een strook grond, die aan den verkooper verblijft. De huizen worden verkocht aan verschillende menschen, de kooper-bouwer houdt niets over en de oorspronkelijke verkooper weigert nu uitgang te ver- leenen als overeengekomen. Voor de Arr. Rb. te Utrecht gedaagd (23 September 1937), beslist de rech ter, dat er geen grond is om aan te nemen, dat bedoeld was een erfdienstbaar heid te bedingen, maar dat door gedaagde een straat zou worden aangelegd om daarover uitgang te verleenen, zulks ter verhooging van de exploitatiemogelijk heden der huizen. Zoodat dus het beding tusschen den kooper-bouwer en gedaagde was over gegaan op de eischers (1354 B.W.) en deze dus den gedaagde aan dat be ding kunnen houden, dat echter eischers dit beding alsnog zullen hebben te be-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1939 | | pagina 201