20 7
De Rb. acht hier geen buurweg aanwezig, terwijl er evenmin sprake kan zijn
van een erfdienstbaarheid.
Opmerkelijk is de overweging, dat de Gemeente, eigenaresse van de gang,
niet is een medegebuur, omdat zij niet bezit panden of erven, die door de gang
uitweg hebben, als hoedanig niet zijn te beschouwen de beide straten (eigen
dom van de Gemeente) op welke de gang uitkomt. Uit het vonnis blijkt niet
welk recht de geburen dan wel hebben, nu zij, zooals blijkt, wel door de gang
naar de openbare straat gaan met toestemming van de Gemeente, die sleutels
verstrekte om de afsluitingshekken aan weerszijden van de gang te openen.
Wellicht is hier sprake van een persoonlijk en niet een zakelijk recht.
512.
De Rb. Roermond (17 Maart 1938) veroordeelt de Gemeente X tot schade
loosstelling, omdat zij een bestaand recht van waterloop ten behoeve van de
openbare straat over een weiland, na 1916 door de toenemende bebouwing zoo
danig heeft uitgebreid, dat het bezwaarde erf grooten overlast gaat onder-
vinden.
De eischer gaat niet uit van verzwaring van de erfdienstbaarheid, maar ageert
uit onrechtmatige daad, omdat de Gemeente in 1916 in haar perceel rioolbuizen
is gaan leggen, waardoor het vuil van steeds meer huizen op haar grond wordt
geloosd.
524.
In een beklemrechtelijke kwestie wees het Hof te Leeuwarden (11 Jan. 1939)
een arrest, dat vaststelde, dat de meier tegen den zin van den eigenaar diens
blooten eigendom (recht op huur en geschenken) niet kan afkoopen.
De eischeres wilde dezen afkoop doen volgens een Fransche wet van 18 Dec,
1790, waarin sprake is van afkoop van heerlijke rechten en casueele prestaties
uit niet-feodale rechten volgens een bepaald tarief.
Uitvoerig wordt gemotiveerd, waarom deze wet toepasselijkheid mist op de
onderhavige rechtsverhouding, terwijl ook wordt verworpen de stelling, dat het
zou kunnen vallen onder de gewoonten, bedoeld in art. 1654 B.W.
548.
Over de artt. 578 en 659 B.W. wees de Rb. Leeuwarden (24 Nov. 1938)
een vonnis, dat betrof het bouwen van een transformatorhuisje door de Ge
meente op grond van een particulier, nadat de benoodigde grond wel obligatoir
aan de Gemeente was toegezegd, maar overschrijving van een akte niet had
plaatsgevonden.
De particulier eischte afbraak; de Rb. besliste, dat de Gemeente te goeder
trouw met eigen materialen had gebouwd en dus afbraak moest worden afge
wezen, hoewel de eisch om te verklaren voor recht, dat het der Gemeente niet
geoorloofd was het huisje daar te hebben, werd toegewezen.
De rechtsvoorganger van eischer had gratis den grond afgestaan, zijnde een
stuk sloot, terwijl de Gemeente zich had verplicht te zorgen voor demping en
afdamming. Deze overeenkomst werd door eischer niet betwist en stond mitsdien
tusschen partijen vast.
Door een verzuim was de notarieele akte van overdracht en de overschrij
ving achterwege gebleven.