213 natuurkunde en geologie als grondslagen niet mogen ontbreken. Daarop zullen allicht moeten volgen: landbouw-scheikunde, be mestingsleer, microbiologie, agrogeologie, ontginning, ontwatering en landhuishoudkunde. De mathematische grondslag is in Delft voldoende gelegd, aan landmeetkunde behoeft geen bijzondere aandacht meer besteed, terwijl in Delft ook voldoende gelegenheid bestaat om de beginse len van weg- en waterbouwkunde machtig te worden. Telt men zoo de nog te bewerken vakken voor Wageningen bij elkaar, dan komt men tot een theoretische studie van op zijn minst 2 jaren. Daar het niet steeds mogelijk zal blijken de bestaande col leges te volgen, ware te overwegen een specialen cursus in te stellen. Of de Landbouwhoogeschool, eventueel na nog een vereischten practijktijd, het diploma van cultuurtechnisch ingenieur kan ver- leenen, lijkt mij mogelijk, maar het resultaat wordt een langdurige, gebroken studie, waarvoor om verschillende redenen wel eens niet veel liefhebbers zouden kunnen zijn. Bij het voorstel sub b moeten wij ons beperken tot enkele vak ken, welke nog bij de tegenwoordige landmetersstudie vereischt zouden zijn. Indien we ervan uit gaan, dat de cultuurtechnische ingenieur zich speciaal bezig houdt met ruilverkaveling, ontwatering en bemaling, dan kan volstaan worden met sommige leervakken in Delft iets te wijzigen en enkele andere toe te voegen. Zoo zouden dan noodig zijn buiten de tegenwoordige studie: weg- en waterbouwkunde, speciaal voor wegen en waterloopen van lager orde en voor een voudige bruggen en duikers, ontwatering, bemaling, iets over ont ginning en landhuishoudkunde. Een of twee nieuwe docenten zouden hiervoor moeten worden benoemd. Ik zou mij dan een regeling kunnen voorstellen, waarbij na het candidaatsexamen (ongeveer gelijk aan het tegenwoordige examen voor civiel-landmeter), een practijktijd werd voorgeschreven bij het Kadaster van \]/2 a 2 jaar, waarbij of waarna nog eenige colleges werden gevolgd. De afsluiting van de studie zou dan zijn een ingenieursexamen, afgenomen door de Technische Hoogeschool in samenwerking met het Kadaster. De geslaagden waren dan benoembaar tot landmeter

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1939 | | pagina 209