223 Celebeszee, doch ook enkele bij Halmaheira, dus aan de andere zijde van de strook. Wij zullen hierop nog nader terugkomen, doch voorloopig kunnen wij deze terzijde laten daar zij blijkbaar niet onmiddellijk met de slechts enkele tientallen kilometers dikke starre aardkorst te maken hebben. Ook de geologische gegevens zijn, zooals Umbgrove heeft aangetoond, in goede overeenstemming met de onderstelling dat de hoofdvervorming van de aardkorst in de genoemde strooken plaats grijpt. Alle eilanden in de strooken vertoonen sterk geplooide gesteentelagen terwijl men op de andere eilanden slechts plooi ingen van geringere intensiteit vindt. Het laatste groote plooiings- tijdperk ligt volgens Umbgrove vijftien tot twintig millioen jaren achter ons, wat in de geologische geschiedenis onzer aarde een betrekkelijk korte tijd is. Wij moeten echter volgens de seis mische en geologische gegevens aannemen, dat de tectonische acti viteit nog steeds voortduurt en dat wij hier dus nog pas een wor dingsstadium van een plooiingsgebergte voor ons hebben. Dit komt overeen met het feit, dat de geologische gegevens in oudere plooi- ingsgebergten, zooals bijv. de Alpen, erop wijzen, dat deze in een vroeger tijdvak een dergelijk archipelstadium hebben doorgemaakt als wij tegenwoordig in Indië voor ons hebben. Volgens deze geologische gegevens moeten wij dus aannemen, dat wij bij de strooken in Indië te maken hebben met groote in- elkanderschuivingen der aardkorst, zooals die in alle plooiings- gebergten moeten zijn opgetreden. Dit leidt vanzelf tot een inter pretatie der gevonden zwaartekrachtstekorten. Wij hebben immers gezien, dat zich bij plooiingsgebergten aan de onderzijde van de aardkorst een groote wortel van korstmateriaal moet gevormd heb ben, die het zwaardere subcrustale materiaal verdringt. Bij het rijpe plooiingsgebergte wordt het aldus ontstaande massatekort van den wortel door de massa van het gebergte gecompenseerd, doch blijk baar, gezien het sterke tekort aan zwaartekracht, is dit in Indië niet het geval en overheerscht aldaar nog verre het effect van den wortel. De wortel schijnt dus eerder gevormd te worden dan het gebergte en wij komen aldus vanzelf tot de onderstelling, dat als eerste en belangrijkste verschijnsel de samendrukkende krachten de aardkorst naar binnen doen inknikken, waardoor de wortel aan de onderzijde van de korst ontstaat, en dat op den duur, als bijkomend verschijnsel, de oppervlaktelagen zich van de korst losmaken en

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1939 | | pagina 219