225
vormingsproces die aan de plooiing vooraf gaat, n.l. de vorming
van een geosynclinaal, zich in het licht onzer hypothese goed laat
begrijpen. Deze wegzinking van de mobiele strook onder den water
spiegel kan als de vorming van de benedenwaartsche korstgolving
opgevat worden, die bij verdere toeneming van de samendrukking
tot den knik naar binnen leidt. In de volgende phase der orogenese
vormt zich dan hierin een onderzeesche rug door een begin van
opplooiing van de oppervlaktelaag en geleidelijk rijst deze rug boven
water uit, zooals dit op het oogenblik in Indië op tal van plaatsen
het geval is. De vorming van een geosynclinaal als begin laat zich
moeilijk verklaren door de vroegere opvattingen, die het hoofd
verschijnsel der orogenese beschouwden als een schuiven van de
aardkorst aan de eene zijde over die aan de andere zijde. Het is
niet gemakkelijk in te zien, dat een dergelijk verschijnsel zou kun
nen aanvangen met het wegzakken van een breede strook zonder
oppersing ernaast.
Uit de grootte van het zwaartekrachtstekort in Indië kan men
een berekening maken van de doorsnede van den subcrustalen wor
tel, die zich op het oogenblik in Indië reeds gevormd heeft. Men
vindt dat deze b.v. zuid van Java een doorsnede moet hebben van
1200 a 1500 km'2. Zou men de dikte van de aardkorst op dertig
kilometer schatten, dan zou hieruit volgen, dat de korst sinds den
aanvang ongeveer 50 a 60 km in elkander geschoven moet zijn.
Deze cijfers kunnen ons een indruk geven van het reusachtige
verschijnsel dat hier plaats vindt en dat ons met ontzag vervult
voor de werkingen, die in onze aarde optreden. Het is niet te
verwonderen, dat dergelijke verschijnselen met aardbevingen ge
paard gaan. Slechts de uiterst geringe snelheid van het proces
maakt, dat niet nog veel grootere catastrophen aan de oppervlakte
der aarde plaats grijpen.
Het beschouwde verschijnsel moet vele gevolgen hebben. In den
korten beschikbaren tijd kan ik daarop niet diep ingaan; ik moet
mij beperken tot korte aanduidingen. Ten eerste moet de normale
temperatuursverdeeling in de aarde gestoord worden, daar de korst-
lagen in diepere zone's van hoogere temperatuur indringen en de
diepere lagen daarbij verdrongen worden. Het gevolg moet zijn,
dat de ingedrongen korstwortel geleidelijk aan de hoogere tempe
ratuur aanneemt en hoogstwaarschijnlijk moet dat tot een smelting
van den wortel of van een deel ervan leiden. Dientengevolge zal
s