226
de wortel zijdelings onder de korst afvloeien en dus langzaam ver-
breeden. Inderdaad vertoonen oudere plooiingsgebergten, zooals
de Alpen, volgens het aldaar waargenomen zwaartekrachtsvela
nog wel overblijfselen van een smallen subcrustalen wortel, doch in
hoofdzaak is deze toch verdwenen; onder de Alpen is nu een
breedere wortel aanwezig van ongeveer dezelfde breedte als het
gebergte aan de oppervlakte, dw.z. van eenige honderden kilo
meters. De smelting en uitvloeiing van den wortel moet met groote
vertraging achter de vormingsphase van den wortel aanloopen en
zoo is het begrijpelijk, dat de tijdens de groote plooiingsphase van
ongeveer vijf millioen jaren geleden in Indië gevormde wortel nog
thans geheel of tenminste voor een groot deel aanwezig is. Opge
merkt mag nog worden, dat de smelting van den wortel ook verti-
kale bewegingen van de korst daar boven moet tengevolge hebben
wegens de volumeverandering die met de smelting gepaard gaat.
Een ander gevolg van de beschreven processen is, dat het isosta-
tisch evenwicht van de aardkorst sterk verstoord wordt. Wel is de
formatie in zijn geheel ongeveer in drijvend evenwicht, maar plaat
selijk is het evenwicht verbroken. Dit is ook begrijpelijk; het is niet
aan te nemen, dat bij de groote samendrukking waaraan blijkbaar
de aardkorst onderworpen is, elk deel zich onafhankelijk van zijn
buren in drijvend evenwicht kan instellen. Echter is het denkbaar,
en zelfs waarschijnlijk, dat de druk in sommige tijdvakken tijdelijk
afneemt en dat zich dan hier en daar het evenwicht door rijzing of
daling van de betrokken deelen min of meer herstellen kan.
Inderdaad wijzen geologie en topografie van de orogenetische zone
er op, dat telkens rijzingen en dalingen moeten zijn opgetreden en
ik heb de verwachting, dat veel dezer bewegingen zich door de
gegeven hypothese en de vermelde consequenties zullen kunnen
laten verklaren; er ligt hier een veel belovend veld van onderzoek
open. K u e n e n geeft er in een belangwekkende verhandeling in
de Leidsche Geologische Mededeelingen van 1936 beschouwingen
over.
Ook voor de vulkanische werkingen in den Archipel moeten de
besproken verschijnselen tal van gevolgen met zich mede brengen.
Het mag wel aangenomen worden, dat de horizontale beweging der
aardkorst bij de samendrukking wegens de grillige en verander
lijke weerstanden niet overal gelijkmatig is. Dientengevolge is te
verwachten, dat zich scheuren zullen vormen, wat tot vulkanisme