228
schouwd ook in het licht der besproken knikhypothese der aard
korst, tot klaarheid te brengen en het verheugt Spr. dat dit belang
rijke onderwerp door Umbgrove in studie is genomen.
Nog wil ik voor een laatste belangrijke gevolgtrekking uit de
zwaartekrachtsafwijkingen in de orogenetische zone in Indië Uw
aandacht vragen. Uit het feit, dat de zwaartekrachtstekorten in
deze zone ten westen van Sumatra zooveel geringer zijn dan elders
in die zone en dat zij boven den Filippijnentrog nog kleiner zijn,
kan men opmaken, dat de inelkanderschuiving der aardkorst in die
gedeelten dienovereenkomstig geringer is dan elders. Dit geeft den
indruk, dat de aardkorstvervorming in Indië, tenminste in hoofd
zaak, door één groot krachtenstelsel beheerscht wordt, n.l. door
een eenzijdig gerichte drukkracht, die overal dezelfde richting heeft
van ongeveer N.N.W.*Z.Z.O. Deze richting is immers vrijwel
parallel aan den Filippijnentrog en zij sluit slechts een kleinen hoek
in met de richting van de orogenetische zone ten westen van
Sumatra, zoodat hieruit de bovengenoemde geringe ineenschuivin
gen in die gedeelten der zone te verklaren zouden zijn. Een blik
op de zwaartekrachtsanomalieënkaart van Indië doet trouwens
deze onderstelling nog duidelijker aan de hand dan de hier in
woorden weergegeven redeneering; men ontkomt niet aan de ge
dachte, dat men over den geheelen archipel met één groot ver
schijnsel te maken heeft en dat de drukrichting ongeveer de ge
noemde moet zijn. West van Sumatra zou dan de beweging der
twee korstgedeelten in hoofdzaak een langs elkander schuivende
zijn, wat met het longitudinale karakter der bij de aardbevingen
in Sumatra geconstateerde bewegingen in overeenstemming is. Het
asymmetrische karakter der zwaartekrachtsprofielen aldaar zou dan
verklaard kunnen worden door de onderstelling, dat de geringe
component der relatieve beweging loodrecht op de zone onvoldoende
is om de korst als elders naar binnen te doen inknikken, doch dat
de Sumatrazijde eenigszins over de oceaanzijde van de korst heen
geschoven wordt, zoodat de eerste wat opgedrukt wordt en de
laatste wat neergedrukt. Bij Straat Soenda vangt met de richtings
verandering der zone de ineenknikking aan en wellicht zou hier
mede in verband gebracht mogen worden, dat volgens Brouwer
Java bij Straat Soenda ten opzichte van Sumatra eenige tientallen
kilometers verschoven schijnt te zijn.
De gemaakte gevolgtrekkingen komen mij van groote algemeene