240
digheid uitgevoerd en ze vormen daarom geen uitgangspunten voor
de capaciteit van het huidige systeem. Bij de twee kleinere uitvoe
ringen is het assysteem gelijkvormig, maar uiteraard kleiner.
De voorheen gebruikelijke stelschroeven, die een helling van het
instrument van 5° tot 6° mogelijk maakten, zijn verdwenen. Daar
de nieuwe statieven voorzien zijn van een zg. snel- of grofhorizon-
taalstelling, is voor de fijnhorizontaalstelling nog slechts een en
kele draaiing van de drie „schroeven" noodig. Deze „schroeven"
zijn geen eigenlijke schroeven meer, maar knoppen met horizontale
as en spiraalgroef. De voornaamste voordeelen van deze inrichting
zijn de meer compacte vorm van het instrument (de schroeven ver-
grooten het instrument met het oog op de verpakking niet meer)
en het wegvallen van zijdelingsche speling en dooden gang. Samen
met de grofhorizontaalstelling van den kop van het statief zorgt
de nieuwe inrichting voor een snellere opstelling van den theodoliet.
Bij eiken theodoliet is natuurlijk het systeem van de randaflezing
van groote beteekenis. Dat daarbij in beide standen van den kijker
van het standpunt uit afgelezen kan worden (zonder om het in
strument heen te loopen) is reeds in 1914 bereikt. Met betrekking
tot de afleesnauwkeurigheid kan men twee geheel verschillende ge
vallen onderscheiden. In het eene geval wordt slechts geringe
nauwkeurigheid, doch de grootste snelheid en gemakkelijkheid ge-
eischt; de aflezing moet mogelijk zijn met één blik. Dat daarbij toch
twee tegenover elkaar liggende randdeelen in één getal tot uitdruk
king komen, is tegenwoordig ook vanzelfsprekend geworden.
In het andere geval moet voor de gegeven instrumentklasse op
gemakkelijke wijze een maximale nauwkeurigheid bereikt worden,
ook al moet vóór de aflezing een knop gedraaid worden, d.w.z.
ook al duurt de aflezing iets (maar niet al te veel) langer.
Voor het eerste geval heb ik de coïncidentie-aflezing toegepast
met zeer vereenvoudigd afleesbeeld, d.w.z. met grovere tweede
verdeeling en zonder tweede getallenreeks, wat inderdaad een
grootere overzichtelijkheid geeft. Bij het kleinste instrument kun
nen zoo halve of heele minuten (sex. of cent.) afgelezen worden
en bij het middelsoort instrument (zie afbeeldingen op blz. 258 en
259) 1/5 of 1/10 sex.minuut of 1/2 cent.minuut.
Zoowel het kleinste als het middelsoort instrument worden bij
overigens gelijke uitvoering ten behoeve van het tweede gevai
voorzien van een andere randverdeeling en, door toevoeging van