241
een micrometer, als secondentheodoliet uitgerust. Voor deze af
lezing wordt niet meer het coïncidentieprincipe toegepast, omdat
dit volgens mijn jongste onderzoekingen niet de maximale aflees-
nauwkeurigheid oplevert. In plaats van een eenvoudige streepver-
deeling ziet men in het gezichtsveld van den microscoop een dub
bele verdeeling; van twee naast elkaar liggende strepen behoort
telkens één tot het tegenoverliggende randdeel. Deze dubbele ver
deeling wordt met den micrometer afgelezen door op het midden
van een veld in te stellen en het verkregen getal stelt het gemid
delde voor van de diametraal tegenover elkaar liggende randdee-
len. Wanneer bij de coïncidentie-instelling een streep plaatselijk
een kleine beschadiging op de kritieke plaats vertoont, kan de af
lezing een grootere fout dan normaal krijgen; bij de instelling van
het midden van een veld wordt echter de geheele streep benut en
kleine beschadigingen komen slechts voor een fractie in de aflezing
tot uitdrukking.
Het kleinste instrument heeft randverdeelingen met 50 mm
middellijn en een microscoopvergrooting van ca. 20. Het eer
ste proefinstrument met 400 g verdeeling, dat voor mij staat,
is in 1/5 g verdeeld; de seconden trommel vertoont 10 cc als
interval van ca. 1 mm breedte, zoodat op 1 cc geschat kan worden.
De middelbare afleesfout is ongeveer 2,7 cc, d.w.z. minder dan
1 Het instrument weegt 2 kg en is wel de kleinste één-seconde
theodoliet, die op het oogenblik bestaat.
Heeft men een type instrument in een bepaalde grootte gecon
strueerd, dan is een gelijkvormige grootere uitvoering altijd moge
lijk. Bij verkleining blijkt echter, dat bepaalde constructieonder-
deelen niet evenredig verkleind kunnen worden, bv. schroeven en
vooral hun bedieningsknoppen. Ook de ruimten tusschen de
schroefknoppen mogen niet kleiner worden dan een bepaalde maat.
Daardoor ontstaan bij verkleining moeilijkheden, die tenslotte de
kleinste nog mogelijke grootte bepalen. Meestal is het reeds bij
matige verkleining niet meer mogelijk precies dezelfde rangschik
king van de onderdeden aan te houden als bij het grootere uit
gangstype. Bij dezen kleinsten theodoliet heeft daarom niet de hoofd-
constructie de meeste moeite veroorzaakt, maar de storingsvrije
plaatsing van de verschillende bedieningsorganen. Dit instrument
heeft vrijwel dezelfde nauwkeurigheid als de 21 cm microscoop
theodoliet, waarmee ik in 1902 in Wallis een driehoeksmeting van