244
J. F. G r e v e, Landmeter van het kadaster, Zutphen
Grafische oplossing van het aanhoudings- en indeelings-
probleem bij kaarteeringen en grensbepalingen.
Vergelijkt men den op het terrein gemeten afstand tusschen
twee punten met den in de kadastrale kaart, schaal las, met
behulp van die schaal uitgepasten afstand dier punten, dan zal
men in het algemeen geen volledige overeenstemming constateeren.
De afwijking kan haar verklaring vinden in verschillende oor
zaken:
1. de krimping van het papier;
2. verschil in lengte tusschen den thans gebezigden meetband en
de vroeger bij de basismeting van het kadastrale driehoeksnet
gebruikte meetketting;
3. de kaartvervorming tengevolge van de bij de vereffening van
dit net en van de bij de kaarteering der vroegere detailmeting
toegepaste methode;
4. kleine en onvermijdelijke meet-, kaarteer- en uitpasfouten.
De afwijking, voorzoover ze een gevolg is van de onder 1, 2 en
3 genoemde oorzaken, mag in eenzelfde plan in eenzelfde richting
in het algemeen geacht worden recht evenredig te zijn met den
afstand. Indeeling is het bekende middel om ze te elimineeren.
De invloeden, genoemd onder 4, hebben een toevallig karakter.
Tegenover de toevallige kaarteer- en uitpasfouten mogen de toe
vallige meetfouten in den regel verwaarloosd worden. Noemen we
de resultante van kaarteer- en uitpasfout de kaartfout, dan mag
worden aangenomen, dat voor alle afstanden in de kaart de toe
vallige kaartfout hetzelfde gewicht heeft.
Behalve met het bestaan van bovengenoemde systematische en
toevallige afwijkingen moet bij het werken met onze oude plans
ook steeds rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezig
heid van grove fouten in de vroegere meting of kaarteering of in
de identificatie der kadastrale grenzen met de thans op het terrein
aangemeten grenzen. De tijdens de meting verrichte voorloopige
identificatie steunt in verschillende gevallen slechts op een aan
het B.W. ontleend wettelijk vermoeden, soms heeft ze slechts in
zoover plaats gehad, dat wordt verondersteld, dat de kadastrale
grens wel „ergens" zal liggen tusschen de aangemeten oevers van