245
een sloot. Bij de afwerking van de meting zal, naar men hoopt, de
juiste toestand dan wel aan het licht komen. Het zijn juist die grove
meet- en kaarteerfouten, alsmede de abuizen en onzekerheden der
identificatie, welke bij belangrijke kaarteeringen of bij grensbe
palingen het aanhoudings- en indeelingsprobleem tot een lastige
puzzle kunnen maken, waarvoor de methode der kleinste kwadraten
geen uitkomst geeft. Wel kan in die gevallen echter een grafische
behandeling van het vraagstuk op eenvoudige wijze dikwijls tot een
zeer bevredigende oplossing leiden.
Kaarteering van nieuwe grenzen.
Hierbij gaat het er om, de correcties te leeren kennen, welke aan
de gemeten afstanden moeten worden aangebracht om, uitgaande
van een bepaald, in de kaart gekozen beginpunt dat niet iden
tiek behoeft te zijn met het beginpunt der meting de in de kaart
uit te passen afstanden te verkrijgen.
O O' K
Is in de meetlijn, fig. 1:
0 het beginpunt der meting,
O' het beginpunt der uitpassingen,
K het snijpunt van een bestaande kadastrale grens of van het ver
lengde er van met de meetlijn of de loodrechte projectie van een
kadastraal punt op deze lijn;
is verder:
1 de op het terrein gemeten afstand OK,
l' de kaartafstand O' K, vermenigvuldigd met de kaartschaal,
d' de kaartafstand OO', vermenigvuldigd met de kaartschaal,
p de indeelingsfactor voor den overgang van terreinsafstand naar
kaartafstand,
dan kan de volgende betrekking worden opgesteld:
l' l p.l-d'
of: l'~l p.l-d'
m.a.w.: de gemeten afstand, verminderd met den uitgepasten af
stand is een lineaire functie van den gemeten afstand. De verge
lijking kan dus grafisch worden voorgesteld door een rechte lijn:
x l, y l' l
11
Fig. 1.