251 taten worden gegeven van een zeer uitgebreid Duitsch onderzoek naar de krimping van kadastrale plans, afgeleid uit de ruitennet- ten). Een groote regelmatige indeeling kan haar oorzaak vinden in een zeer slecht driehoeksnet of in een grove kaarteerfout, die bi) de verdere kaarteering door indeeling is weggewerkt. Grensbepaling door middel van oud veldwerk. Dikwijls stuit men op belangrijke lengteverschillen tusschen oude en nieuwe meting, vooral wanneer de oude meting met de meet- ketting is verricht. Gelijk bekend, had deze de slechte neiging, in het gebruik, door slijtage der schakelringen, voortdurend langer te worden. Afwijkingen van 7, 8 en zelfs 11 cm per 10 m, d.i. ruim 1 komen volgens eigen ervaring in de practijk wel voor. Werd vroeger de meetketting al te lang, dan werd ze door het uitnemen van enkele schakelringen ingekort. Het ligt voor de hand, dat men met die inkorting ook wel eens te ver ging. De vereffening van oude en nieuwe meting kan weer grafisch plaats hebben, op dezelfde wijze als bij de grensbepaling uit de kaart. De oude meetcijfers treden dan in de plaats van de uitge- paste kaartaf standen. Soms doet zich nog de bijkomstige moeilijkheid voor, dat oude en nieuwe meetlijn niet samenvallen, waardoor de oude en nieuwe meetcijfers ook niet rechtstreeks vergelijkbaar zijn. Zij in fig. 5 A B de nieuwe meetlijn, loopende over een weg, zij CD de oude meetlijn, samenvallend met de weggrens (thans een breede sloot), zijn gemeten de loodrechte afstanden tusschen de beide meetlijnen, AC en B D. zijn voorts in A B aangeteekend de punten A, P, R en B, in C D de punten G en 1, dan mag, als de L M1hulpjji?--h - 1T i ieu we meet/yn P H

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1939 | | pagina 247