30
Op blz. 1 geeft de S. de definitie van het begrip RVK (welke zoowel in de
wet van 1924 als in de nieuwe wet ontbreekt) volgens de Commissie Ontgin
ning van het Koninklijk Nederlandsch Landbouw Comité van 1910: „Het ter
bevordering van den landbouw naar een bepaald plan samenvoegen en ver
volgens opnieuw indeelen van gronden, al dan niet gepaard gaande met het aan
leggen of verleggen van wegen en waterloopen." Hij laat dan volgen, dat art.
2 der wet, al wordt het begrip landbouw zeer ruim genomen, toch ook weer
eischt een landbouwbelang, wat aan het slot nog eens wordt herhaald (blz. 113).
Velen met ons zullen aanvankelijk niet hebben opgemerkt de verandering in
art. 2 aangebracht bij het 2e gewijzigde ontwerp, dat later wet is geworden. Uit
art. 2 zijn toen weggelaten de woorden „en wel", die de beide wijzen van RVK
(bij overeenkomst of volgens de wet) samenkoppelden en eischten dat beide
moesten dienen ter bevordering van den landbouw.
Door het weglaten van deze woorden kan men nu uit het artikel lezen, dat
de RVK uit kracht van een overeenkomst niet ter bevordering van den land
bouw behoeft te strekken, m.a.w. dat deze vorm van RVK in tal van andere ge
vallen (wegenaanleg, verbetering van uitbreidingsplannen) zal kunnen worden
gebruikt, waarmede aan de wenschen van sommige leden der Staten-Generaal
is tegemoetgekomen.
Wij hebben in W.P.N.R. 3582 reeds eenige bezwaren genoemd, die zouden
kunnen rijzen, als partijen een RVKovereenkomst aangaan zonder de goedkeu
ring van den Minister noodig te hebben, wat mogelijk is. Op blz. 110/111 be
spreekt de S. nog eenige moeilijkheden, die het gevolg kunnen zijn van het toe
passelijk verklaren van art. 19 lid 2 en 3 (overgang van hypotheken en beslagen
op de nieuwe kavels). S. betwijfelt zelfs of het mogelijk zou kunnen zijn, in een
overeenkomst dergelijke, voor derden buiten het contract bindende bepalingen
opgenomen te krijgen. Zooals hij echter zelf opmerkt, art. 6 legt geenerlei be
perking op ten aanzien van de toepasselijkverklaring van de dan volgende ar
tikelen. Wij vestigden daarop reeds de aandacht in dit T. 1937/134 en be
pleitten toen, dat precies aangegeven zou worden welke artikelen partijen zouden
mogen inroepen. Nu men eenmaal RVK bij overeenkomst heeft mogelijk gemaakt,
moet echter de consequentie ten aanzien van hypotheken en beslagen worden
getrokken, wil men niet groote misstanden in het leven roepen, door deze rechten
op de oude perceelen te laten rusten. Inderdaad zal de Minister ex art. 6 lid 2
goede voorwaarden moeten stellen om te bereiken, dat derden niet worden ge
schaad (blz. 111).
Hoofdstuk II van het boek (80 blz.) behandelt den gang van zaken van een
RVK volgens de wet, waarbij de verschillende artikelen vrijwel op den voet
worden gevolgd.
De S. maakt op blz. 29 vlgg. eenige opmerkingen bij art. 22 sub 3e. Nu ook
de publiekrechtelijke corporaties een aanvraag kunnen indienen, rijst de vraag,
die noch in de wet noch in de stukken wordt beantwoord, welk orgaan van die
lichamen het verzoek moet doen. Met de oplossing van den S. kunnen wij ons
gereedelijk vereenigen.
Art. 37 opent de mogelijkheid voor den Minister om zelf een RVK in gang te
zetten als het algemeen belang deze zeer dringend vordert. Het besluit wordt
dan bij de wet genomen. Volgens den S. kan de vergadering van eigenaren (art.