35 den legger wordt door deze uitspraak geen verbetering gebracht. In de Nos. 9/10 is opgenomen het begin van een nieuw werk van Me H i I- b e r t over „Het Huurcontractdat zeer omvangrijk belooft te worden en in volgende nummers zal worden voortgezet. In een kort voorbericht waarschuwt de S., dat hij geen wetenschappelijk werk wil leveren, maar wil schrijven voor de praktijk, zoodat ieder uit zijn boek kan putten om een goed huurcontract in el kaar te zetten. Uit wat hier wordt gepubliceerd (ong. 80 pag.) krijgen wij den indruk, dat de deskundige, geleerde schrijver zijn werk al te bescheiden qualificeert. Ook voor onze lezers bevat het tal van interessante punten. Onder no. 1313 vindt men een arrest van het Cassatiehof over het verkrijgen door dertigjarige verjaring van een recht van overweg door een gemeente over een particulieren uitweg, die niet op den legger van wegen en voetpaden staat. Deze materie is bij onze Zuiderburen anders geregeld dan bij ons, waar een dergelijk recht nimmer door verjaring kan worden verkregen. No. 1320 (van hetzelfde Hof) beslist, dat een der mede-eigenaren niet het recht heeft op den onverdeelden grond te bouwen zonder toestemming van de overige consorten. Hij moet afbreken, al staan de gebouwen er reeds meer dan dertig jaar. In No. 1327 vindt men dan nog een aardige uitspraak over een geval van noodweg en het verzwaarde gebruik daarvan. Weekblad voor Privaatrecht, Notarisambt en Registratie. In een bespreking van een proefschrift (Over cessie van schuldvorderingen) vestigt Prof. Eggens (W.P.N.R. 3573) de aandacht op de opvatting van den schrijver Mr. J. Wiarda, dat de cessie van „persoonlijke" vorderings rechten tot levering van onroerend goed zou moeten worden overgeschreven in de openbare registers. Dit zou volgen uit het „systeem der wet". Eggens verzet zich tegen deze opvatting onder aanhaling van wat volgens hem dan ook tot die wet te rekenen is, n.l. de K.B. van 1828 en 1838 over het hypothecair stelsel, terwijl ook wordt aangehaald het P.W. 12762, waarbij den bewaarder werd opgedragen de overschrijving van de cessie van leveringsvorderingen te weigeren. No. 3575 bevat een artikel van H. A. Eussen over het huurbeding in de hypotheekakte. Zie ook dit T. 1938/46, waar wordt aangehaald wat ter zake in de Nos. 3539, 3540 werd geschreven. In No. 3577 een korte bijdrage als aanvulling op het stuk over ketting- bedingen en servituten uit de Nos. 3565, 3566. Over art. 1212 B.W. en wat daarmede samenhangt schrijft Prof. Meyers in de Nos. 3579, 3580 onder den titel: „De invloed van de scheiding op voor afgaande beschikkingshandelingen van een mede-eigenaar over zijn aandeel." Hij bestrijdt hierin de opvattingen van Scholten en Eggens en blijft bij zijn meening, dat het artikel een beginsel uitspreekt, dat bij elke gemeenschap moet gelden. In de Nos. 3596/3599 antwoordt Eggens weer uitvoerig. De Nos. 3581/3585 bevatten een studie van Notaris J. H. Zweers over „De positie van den Notaris", dat we ter lezing kunnen aanbevelen, vooral de

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1939 | | pagina 33