44
Bladvulling.
gen betreffende een complex gronden in den Glimmerpolder (N.O. gebied), ge
legen onder de gemeente Haren, ter grootte van ca. 60 ha; van Ged. Staten
van Overijsel betreffende gronden in het Reutemerveen en Reutemer-woeste,
kadastraal bekend gemeente Tubbergen, Sectie F, ter grootte van resp. ca. 27
en ca. 37 ha, betreffende gronden in het zg. „Bruine Veld", kadastraal bekend
gemeente Gramsbergen, Sectie F, ter grootte van ca. 33 ha, en betreffende gron
den gelegen in „het Strengeveld", „de Beuninger-Achterheide", „Broekgronden"
en „de Punthuizen" onder de gemeente Losser, ter grootte van ca. 410 ha; van
Ged. Staten van Noordbrabant betreffende gronden, kadastraal bekend gemeente
Oisterwijk, Sectie B en C, en gemeente Haaren, Sectie D, ter grootte van ca.
150 ha. Op de den 15-12-1938 te Elburg gehouden stemmingsvergadering is tot
rvk. besloten van „de Mheen", ter grootte van ca. 78,5 ha. Tegen stemden 24
van de 72 stemgerechtigden, een oppervlakte vertegenwoordigende van ca. 31
ha. Op de den 22-12-1938 te Waspik gehouden stemmingsvergadering is tot
rvk. besloten van gronden, gelegen in den polder Bovenkerk, ter grootte van
ca. 212,6 ha. Tegen stemden 5 van de 110 stemgerechtigden, een oppervlakte
vertegenwoordigende van ca. 18 ha. Op verzoek van de Centrale Commissie
vergaderde op 25-10-1938 en 25-11-1938 een commissie om een model ruilver
kavelingsovereenkomst te ontwerpen. De commissie bestond uit de heeren Mr.
Iwema, Mr. J. H. Jonas, O. J. Jonas, Van Leasen, Mr. Pot en Ir. Swart.
Lezing. Voor de afd. Buitengewone leden van de Vereeniging van Civiel-
Landmeters hield Prof. J. M. Tienstra op 29-11-1938 te Delft een lezing over
den historischen ontwikkelingsgang van de landmeetkunde.
Telefoon. Het woonhuis van den red.-adm. van dit tijdschrift te Rotterdam
is thans aangesloten onder No. 46698.
25 Januari 1938. F. H.
TER NAVOLGING BIJ DE AANWIJZING VAN GRENZEN?
In Journal des Géomètres-Experts et Topographes F rangais van November
1937 lezen we het volgende:
Un confrère fouineur a trouvé dans un trés vieux code les prescriptions sui-
vantes:
„Si quelqu'un a acheté un domaine, une vigne ou tout autre propriété, il se
rendra avec trois, six ou douze témoins, selon l'importance de l'acquisition, au
lieu oü a été faite la tradition. II amènera un nombre égal d'enfants et après
avoir payé le prix convenu, il aura soin de donner a chacun des enfants plusieurs
soufflets et de leur tirer les oreilles afin qu'ils rendent dorénavant témoignage."
A ce sujet on dit que des donations de Guy de Monfaucon a l'Eglise d'Autun
sont certifiées en 1223 par Pone chanoine de Rebel qui dans son enfance „avait
regu un soufflet pour ne pas les oublier".
Dans l'ancienne Rome, lorsqu'un plaideur sommait son adversaire de compa-
raïtre devant les prêteurs, il invoquait le témoignage des assistants en leur tirant
les oreilles. Les poètes font souvent allusion a cette étrange forme de procédure.
Dans Persa, comédie de Plaute, Bordelus s'étonne de ce que Saturion le cite en
justice sans témoins et celui-ci de répondre: „Crois-tu, coquin, qu'a cause d'un
misérable comme toi, je veuille tirer les oreilles d'un honnéte hommel".