51 Trekken we verder door P de lijn B' C' antiparallel aan B C, dan hebben we verder P F P B' sin B en P E P C' sin C. Deze vergelijkingen en verg. (R) leveren: P B' sin B P C' sin B sin B sin C, waaruit volgt: P B' P C'. 7 "w'/. Bedenken we voorts, dat de zijden van den voetpuntsdriehoek der loodlijnen in een driehoek antiparallel loopen met de zijden van den driehoek (zie fig. 9), dan geeft het voorgaande den weg aan tot een constructie van het punt Z. Zij n.l. H K de voetpuntsdriehoek en deelen we de zijden van dien driehoek midden door in de punten LM en N, dan snijden de lijnen A L, B M en C N elkander in het punt Z, het gevraagde punt. Tot beter inzicht leveren we nog een bewijs, dat Z in het onder havige geval werkelijk het zwaartepunt is van lc, 2a en 3y Trekken we uit 2a en 3b (fig. 10) de loodlijnen 2a2 en 3b 3 op A B, dan is Z 2a 2 Z. B en Z 3 A en: lc 2 Z2a sin B en lc3 Z3^sinA, Fig. 8, Fig. 9.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1939 | | pagina 49