53
punten, dan wordt het zwaartepunt bepaald door de vergelijkingen
[g l sin /3] 0 en [g l cos /3] 0
of wel
[v sin /3] 0 en v cos 0] 0.
Gaan we nu over (zie fig. 11) om het punt Z te bepalen uit de
gemeten richtingen naar A, B, C, D, E en F, waarbij behooren de
afwijkingen Zn Zh Zc enz., dan vinden we dus op grond van het
voorgaande Z als het zwaartepunt van a, bc, d, e en f met behulp
van de vergelijkingen [v sin /3] 0 en [ucos/3] 0.
Alle waarden v moeten hierbij een positief getal voorstellen.
De waarden voor v sin (3 en v cos worden bij een negatieve
waarde van v als waarnemingsfout evenwel ook van positieve
waarde verkregen als dan tevens de teekens van sin (3 en cos (3 om-
keeren, hetgeen het geval is als voor /S een waarde wordt gebruikt
die 20CK met de werkelijke verschilt.
Nemen we als regel Z a te stellen gelijk aan Z A -\- lOCKom met
Fig. 11