69
aa. De voor vergelijking dienende grondboekmaten dienen bij uoor-
keur in de acte bij wijze van een beschreven kaart te worden
opgenomen.
ab. Van de overeenstemming van bezit en grondboekperceel moet in
de acte worden melding gemaakt.
ac. Ingeval van verschil tusschen bezitsgrenzen en grondboekmaten
en zoolang de vergelijking in gemeten maten niet heeft plaats
gevonden, moet het grondboeknummer als een naar maat en
grenzen voor partijen onverbindend kenmerk in de acte worden
opgenomen.
De niet gemeene grensafscheiding vraagt nog afzonderlijke aan
dacht.
Iedere eigenaar heeft het recht zijn eigendom af te scheiden mits
hij de afscheidingswerken of beplantingen op zijn eigen grond
plaatst. De eigenaar, die zijn recht daartoe onbetwist wil ten uit
voer brengen, laat dikwijls vooral bij hagen, muren en slooten, doch
minder bij hekken of scheringen, een strook naast haag, muur of
sloot ongebruikt liggen. De breedte van die strook is naar vrije ver
kiezing van den eigenaar soms 10 cm soms 20 cm soms meer. In
dien de eigenaar buitendien geen bijzondere grensmerken op de
grenslijn onderhoudt steenen palen of andere dienstige midde
len dan is het redelijk te achten, dat de aangebrachte afschei
dingswerken evenwijdig aan de grenslijnen worden aangebracht.
Bij verwisseling van eigenaar vooral zal de breedte van die vrije
strook licht worden vergeten. Ook kan daardoor aanleiding ont
staan tot een gedoogen van bezit in handen van den aangrenzenden
eigenaar, hetzij door het knippen van de haag, hetzij door het ne-
derleggen van hout, steenen of andere eigendommen of zelfs door
het aanleggen van een beplanting tegen een muur door dezen buur
man, en dit gedoogen zal bij verwisseling van eigenaren tot een
schijn van recht kunnen worden en de afscheiding zal dan in hun
oogen van een niet gemeene tot een gemeene kunnen worden.
Deze krenking van het oorspronkelijke recht tot afscheiding van
eigen erven door middelen op eigen grond mag de wetgever niet
gedoogen: ieder in de wet toegekend recht vinde in de wet ook zijn
bescherming.
De wet geeft wel eenige kenmerken voor het niet gemeen zijn
van afscheidingen (B.W. art. 682, 707, 712), doch deze zijn dik-