77
16. Het aangaan van een grensovereenkomst door voogden wordt
geacht te vallen onder de bevoegdheden, waarop van toepas
sing zijn de bepalingen van art. 443 B.W. Ie volzin: De voogd
moet de goederen van den minderjarige als een goed huisvader
besturen en is verantwoordelijk voor de kosten, schaden en
interessen, die uit zijn slecht beheer zouden kunnen voort
vloeien.
17. Het aangaan van een grensovereenkomst door een bewind
voerder wordt dientengevolge geacht te vallen onder de slot
bepaling van art. 520 B.W.: De bewindvoerder zal zich rege
len naar de voorschriften omtrent het beheer van goederen aan
minderjarigen toebehoorende, voor zooverre die op zijn be
wind van toepassing kunnen worden gemaakt, ten ware om
trent dit een of ander door de rechtbank anders mocht zijn
bepaald.
18. De onherroepelijke volmacht van den eersten hypothecairen
schuldeischer, door dezen bedongen op grond van art. 1223
B.W. strekt zich niet uit over den grond, die bij een grens
overeenkomst mocht zijn overgegaan tot een ander eigendom,
doch zij strekt zich wel uit over den grond, die bij een grens
overeenkomst aan het bezwaarde eigendom mocht zijn toe
gevoegd.
19. Indien bij geschil over het gemeen of niet gemeen zijn van
een afscheiding de meting door een beëedigd landmeter be
wijst, dat een door een der betrokken eigenaren gemeen ge
achte afscheiding, op regelmatigen afstand langs de oorspron
kelijke grenslijn is aangebracht, en als daarbij de ouderdom
van de afscheidingswerken of beplantingen geacht kan worden
met den ouderdom van de grenslijn nagenoeg overeen te ko
men of dezen te boven te gaan, dan wordt in rechte geacht,
dat de door den landmeter uitgebakende lijn de eigendoms-
grens is en de afscheidingswerken niet gemeen zijn.
Deze regel geldt alleen als bij muren en hagen de gevonden
afstand niet grooter is dan een halve meter uit den kant van
den muur of de haag, bij slooten niet grooter dan een meter,
gemeten uit de buitenste oeverlijn, en bij houtbeplantingen als