RECHT EN ADM!NISTRA TIE.
P. Rie t sem a, landmeter van het Kadaster, Amsterdam:
Het onbevredigende Kadaster en hoe tot bevrediging te
komen ten aanzien van de begrenzing van vast goed.
(Slot.)
III.
De hiervoor bepleite strenge bepaling van een te verkoopen of
over te dragen vast goed door goed kenbare en zichtbare grenzen
naar derzelver aard te noemen of door scherpe niet met „on
geveer" te verkleinen maten, eischt als gezegd in de overeenkomst
öf de verklaring van de door partijen en notaris bevonden over
eenstemming van het overgedragen goed met de daarvoor bij het
Kadaster gegeven beschrijving, óf wel de verklaring, dat de ka
dastrale beschrijving geheel of gedeeltelijk tusschen partijen niet
bindend is te achten, n.l. voor zoover de overeenstemming niet is
bevonden aanwezig te zijn. Voor zoover de overeenstemming aan
wezig is moet daarvan in de overeenkomst een omschrijving wor
den gegeven.
Voor dit doel moet het publiek over maten kunnen beschikken,
die verstrekt moeten worden in uittreksels, die leesbaar moeten
zijn voor een ieder die wel eens met maten omgaat, en waarbij dan
schrijver ook de notarissen rekent.
Wij kunnen de maten ontleenen aan veldwerken en aan kaarten.
De veldwerken leveren de beste gegevens. Dan volgen de kaSrtee-
ringen op groote schaal. Vervolgens de plans die in het algemeen
door veldwerken in het archief gedekt zijn, en tenslotte de zoo
genaamde oude minuutplans van zeer uiteenloopende waarde.
Daar het publiek in het algemeen geen enkele kaart beoordeelen
kan, dient aan het publiek ook de gelegenheid te worden ontnomen
om te trachten aan netteplans of andere kopieën maten te ontleenen.
MATEN ALS HULPMIDDEL VOOR HET ONVER
ANDERLIJK BEWAREN VAN DE BEZITSGRENZEN.