168 ter werd voorzien van twee, niet de richtmerken correspondeerende merkstiften en het biquadrant, zijnde een eenvoudig instrumentje voor het meten van hoeken op luchtfoto's. Met den parallaxmeter is het mogelijk op twee elkander overlappende foto's identieke punten op te zoeken en te merken, terwijl de horizontale parallaxen van deze punten kunnen worden gemeten. De in.f, in de parallaxmeting bedroeg 0,088 mm; werd echter gebruik gemaakt van den stereoscoop met kijkers, dan was deze m.f. slechts 0,020 mm. De m.f, in de hoeken, welke met het biquadrant éénmaal werden gemeten, werd bepaald op 2',28 (bij een gem, onderl. afstand der hoekpunten van 5 cm). Luchtfoto's. Het fotomateriaal bestond uit gewone papierafd rukken van na genoeg loodrechte luchtfoto's van Nieuw-Guinea, welke op ruim 4000 m hoogte waren genomen met de ..Weitwinkel-Reihenbildmesskammer" van Zeiss. De middelbare helling in de vliegrichting bedroeg ongeveer 0°,9 en de middelbare helling loodrecht op de vliegrichting 2°,0. De middelbare waarde van de ver schillen in vlieghoogte werd in verband met het systematisch karakter van deze fouten aangenomen op 10 m. Fototriangulatie. De foto's van iedere strook werden in onderling verband gebracht door de hoofdpunten der foto's te merken en daarna de relatieve lig ging dezer hoofdpunten te bepalen door middel van driehoekspolygonen, ruiten polygonen, hoofdpuntenpolygonen en aeropolygonen. A. Driehoekspolygonen. Daar bij de Nieuw-Guinea foto's de zijdelingsche overlapping (overlapping loodrecht op de vliegrichting) in den regel minder dan 55 was, zijn driehoekspolygonen betrekkelijk weinig toegepast. Bij de metingen werd de middelbare waarde van de sluitfouten der volgemeten drie hoeken bepaald op 9' (bij nagenoeg vlak terrein en heuvelland lager dan 400 m), waaruit volgt, dat de m.f. in de richtingen, welke aldus aan de luchtfoto's worden ontleend, gelijk is aan 9'6 3', 6. B. Ruitenpolygonen. De met het biquadrant en den parallaxmeter gemeten ruitenpolygonen worden in den regel aan beide eindpunten op de kaart inge past. Daarom werd een onderzoek ingesteld naar de middelbare waarden van de lengte- en dwarsfouten in het midden van dergelijke aan twee eindpunten opgehangen polygonen. Indien de fouten in de gegeven inpaspunten buiten be schouwing worden gelaten, kan de middelbare Iengtefout m x en de middelbare dwarsfout m y, uitgedrukt in meters, worden berekend uit: m x 1/0,191 l.n (rt 1) (n 4- 2l my 0,0748.n (n 1) (n 2). Hierin is n het aantal polygoon zij den van 1900 m. Een tabel geeft een overzicht van deze fouten voor ruitenpolygonen in vlak terrein en heuvelland tot 400 m. C. Hoofdpuntenpolygonen. Indien de foto's elkander regelmatig overlappen, is de middelbare Iengtefout m x in het midden van een polygoon van n zijden, welke aan de beide eindpunten op de kaart is ingepast: m x 3,002 l n 1 De voortplanting van de dwarsfouten is geheel gelijk aan die bij de ruiten polygonen. Een tabel geeft een overzicht van de middelbare lengte- en dwarsfouten in

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1939 | | pagina 5