172
rin s toestel genieten bases in de Buitengewesten van (0,080,30) X 10—6;
hierin is evenwel de fout in gebezigde meetstaven of meetdraden nog niet ver
disconteerd, zoodat de relatieve middelbare totale fout van deze bases wel op
(0,5— IX 10 1zal moeten worden getaxeerd. Overgebracht via het basisnet
een relatieve middelbare fout in de eerste primaire zijde (voor de Buitenge
westen) van 1,7—3,8) X 10—6.
De middelbare fout in de astronomische metingen voor de oriënteering der
primaire drieboeksnetten bedroeg voor breedte, azimut en lengteverschillen
0",15-0",25.
Voor de secundaire richtingen kan (na 1900) de middelbare fout afgeleid
resp. uit de stationsvereffening, de driehoekssluitfouten en de netsvereffening
gesteld worden op ongeveer 0",35, 0",72 en 1,05; de middelbare fouten in de
berekende coördinaten zijn van de orde van gemiddeld 0,08 m. Voor de ter
tiaire punten zijn deze waarden iets grooter en is de middelbare fout in de
coördinaten gemiddeld 0,12 m.
Voor de nauwkeurigheidswaterpassing op Java is de middelbare toevallige
fout der dubbelgemeten km van de grootte-orde 0,6 mm, de systematische fout
0,100,20 mm,
III. De terrestrische opneming.
De eerste topografische opnemingen van eenig belang en uitgevoerd volgens
een min of meer vast plan en steunende op astronomisch vastgelegde punten,
dateeren van 1S43 tot 1847, Zij geschiedden voor de topografische opneming
van Sumatra's Westkust. De bereikte resultaten, die wel geen topografische
kaart opleverden, omdat zij op te kleine schaal in kaart waren gebracht, moe
digden toch aan om verder te gaan en een militaire kaart samen te stellen van
Batavia en Ommelanden en later van Buitenzorg. De opneming geschiedde op
1 10.000. De resultaten waren dusdanig, dat in 1853 werd besloten tot de topo
grafische opneming van Cheribon: ten behoeve van deze opneming zouden ook
geodetische metingen worden verricht. Al spoedig na den aanvang der topogra
fische werkzaamheden in Cheribon werd besloten tot de kaarteering van Java.
Tot 1864 was echter een vaste lijn in de werkzaamheden nog moeilijk te vinden.
Na de oprichting van het zelfstandig topografisch bureau kon eindelijk ge
streefd worden naar eenheid in werkwijze en het verbeteren van den wiskundigen
grondslag. De methode van „meten van het groote in het kleine" vond toepas
sing. Ook werd overgegaan tot vervanging van de zeer eenvoudige instrumen
ten door theodolieten voor de triangulatie en boussoles-tranchemontagne (berg-
boussoles) voor de opneming, waardoor ook meer aandacht aan de hoogte
meting kon worden besteed.
In 1883 was de opneming van Java gereed en werd begonnen met de Buiten
gewesten. Deze werkzaamheden zijn voortgezet tot nu toe zonder onderbreking.
De kaarten van Java worden bijgehouden door de topografische secties der her
zieningsbrigades; behalve enkele herzieningen ter Sumatra's Westkust zijn bui
ten Java nog geen herzieningswerkzaamheden verricht.
Behalve de regelmatige kaarteering dienen nog vermeld te worden de „vluch
tige opnemingen", die verricht worden zonder triangulaticgrondslag en de
„schetskaarten", zijnde kaarteeringen, die in den loop der tijden 2ijn verricht
door officieren, zendelingen, bestuursambtenaren, militaire expedities, explora-