110
als men werkt met coördinaten van de R.D., doch als men in den
gewonen dienst elke meetlijn, waaraan terreinpunten met behulp
van loodlijnen zijn opgemeten, als X-as beschouwt, met het begin
punt van de meetlijn als oorsprong, kan men dikwijls (zooals ook
Harkink in „Eenvoudige Landmeetkundige Berekeningen" telkens
laat zien) met voordeel coördinatenberekeningen toepassen (bv.
meetpunten, snijpunten, transformatie van coördinaten), en dan
komen dergelijke teekenveranderingen geregeld voor.
Men kan in de gelukkige omstandigheid verkeeren, dat men de
coördinaten van het in te snijden punt reeds bij benadering kent
(bijv. door uitpassing).
Door gebruik te maken van de iteratiemethode met twee machi
nes kan men tot de juiste waarde komen (zie de fig. 6 en 7). Op
machine I wordt lijn 1 en op machine II lijn 2 ingesteld (lijn 1 heeft
weer de kleinste helling met de X-as). We draaien nu de machine
I zóó, dat de uitgepaste X-coördinaat verschijnt; dan komt daar
door tevens een Y-coördinaat voor den dag; beide coördinaten zul
len behooren bij het punt 1. Nu draait men de machine II zoodanig,
dat de Y-coördinaat van het punt 1 daarin komt te staan. Men is
dan in punt 2 aangekomen. Daarna neemt men in machine I de X~
coördinaat uit machine II weer over, door draaiing, waardoor men
in punt 3 is gekomen. Zoo kan men steeds doorgaande het punt
P verkrijgen. Beide machines vertoonen dan dezelfde waarden in
het O r en R r.
Hebben de tangenten van lijnen 1 en 2 gelijke teekens (fig. 6),
FIG. 6.