139
maakt willekeurige praemisse, 2 afwijking is fout, van inleider
eens niet toepast, maar b.v. verschillen van 5 nog toelaatbaar
acht. Voor een objectieve beschouwing ware een grafiek van de
verschillen opklimmende met b.v. 1 beter geweest en wellicht
ware dan ook een minder alarmeerend resultaat te voorschijn ge
komen.
Ongetwijfeld heeft de lezing van hetgeen op blz. 30 en vlgg.
voorkomt mij het meeste belang ingeboezemd. Ik kan niet nalaten
te wijzen op den buitengewonen ernst van wat inleider mededeelt
over perceelgrenzen, die zijn „het theoretische verlengde van het
midden van een muur" en van de zinsnede op blz. 30 over „het
theoretische verlengde van het midden van een muur (die) in bijna
alle gevallen nooit op het terrein is aangegeven geweest. Ja zelfs
was tijdens de vorming van het kadastrale perceel de muur als toe
komstige grens veelal nog niet eens gebouwd."
Hier wordt niet voor de eerste maal de vinger gelegd op een
zeer wonde plek in ons kadaster; het is een aanklacht tegen de uit
voerende en leidende ambtenaren, dat dergelijke dingen ooit moge
lijk zijn geweest. De funeste gevolgen van dergelijke verwerpelijke
methoden komen voortdurend aan het licht en zijn uiterst moeilijk
zoo niet geheel onmogelijk te verbeteren.
Er is maar één methode die goede resultaten kan geven: of wel
pas meten als alles is gebouwd en deugdelijk afgescheiden, dan wel
bij P.W. meten, palen slaan en later controleeren op het terrein of
de hand is gehouden aan de uitgezette grenzen.
Het gaat nu m.i. niet aan om uit het bovengeciteerde te conclu-
deeren deze „theoretische" grenzen maar klakkeloos opzij te zetten
als partijen het over de tegenwoordige grenzen eens zijn, met de
n.m.m. niet ter zake doende uitspraak, dat die oude afscheidingen
absoluut niet leven in het rechtsbewustzijn van het publiek.
Nu is dit rechtsbewustzijn waarschijnlijk de bron, waaruit het
levende recht zijn veranderingen put, maar de schrijvers zijn het
er toch goeddeels over eens, dat het pas kan worden toegepast, als
het is neergelegd in openbaar gemaakte rechtsregels.
Ten stelligste moet ik verzet aan teekenen tegen een opvatting,
als zouden de gevorderde akten in feite slechts dienen om onze
kadastrale administratie, bij gebrek aan voorschriften over deze
materie, in het goede spoor te houden. Er zijn rechtsvoorschriften