140
(671 B.W., 37, 2e lid Notariswet), die moeten worden toegepast,
en als het kadaster op die toepassing aandringt probeert het in
geenen deele van middel tot doel in zichzelf te worden. Inderdaad
ware in dit laatste geval een ernstige waarschuwing op haar plaats.
Het komt mij echter gewenscht voor om in het geval van de
„theoretische" grenzen, waar dus een toerekenbare fout bij de admi
nistratie is gemaakt, aan te dringen op voorschriften om alsdan de
vereischte akten op ongezegeld papier te doen opmaken door den
betrokken landmeter, ze gratis te registreeren en over te schrijven.
Hetgeen ik meer in het algemeen reeds ter vergadering betoogde.
Op het daarop gevolgde antwoord van den inleider moge ik hier
nog riposteeren met de opmerking, dat de inhoud van den legger
de neerslag is o.m. van den inhoud der overgeschreven stukken en
andere bescheiden, geïnterpreteerd volgens voorschriften van den
Minister van Financiën, die formeel bevoegd geacht moet worden
om alle door hem begeerde boekingen daarin te doen plaats vinden
(art. 10 Wet Grondbelasting).
Wat natuurlijk geheel los staat van den waren eigendomstoe
stand.
Het voorbeeld van blz. 31 kan mij niet overtuigen van de wen-
schelijkheid om nu maar bij de hermeting den bewusten muur tot
de grens te verheffen. Want ik twijfel zeer of zich hier inderdaad
de verjaring voltrekt. Immers waar is hier de hoeksteen van dit
instituut: het beginsel der goede trouw? Na de verbouwing weet
de buurman, dat de strook grond niet van hem is, hij neemt dus
den grond niet te goeder trouw, maar te kwader trouw (588 B.W.)
in bezit en zal dus nimmer door verjaring den eigendom kunnen
verkrijgen. Pas een rechtsverkrijger onder bijzonderen titel zou te
goeder trouw kunnen zijn en de dertigjarige periode gaan inluiden.
Het beroep op Kluvers faalt hier, omdat deze tot uitgangspunt had,
dat te goeder trouw anders werd gebouwd, omdat de palen waren
verdwenen.
Uit de toelichting bij fig. 7 blijkt weer de vooropgezette meening
van den inleider, dat het noodzakelijk moet worden geacht, dat er
voorschriften komen om het mogelijk te maken, dat allerlei afwij
kingen tusschen waren eigendomstoestand en inhoud legger op een
voudige wijze kunnen worden weggewerkt.
Het is echter zeer goed mogelijk, dat de besproken consortboe-