17
Onze kadastrale kaart dankt haar ontstaan aan den drang naar
een billijker verdeeling van de grondbelasting in het begin van de
vorige eeuw.
Ik wil niet met U nagaan de bezwaren die aan deze kaarten zijn
verbonden. Ik wil niet met U behandelen de moeilijkheden ver
bonden aan het kaarteeren van metingen in deze oude plans. Me
tingen die uitsluitend ten behoeve van de kaarteering vaak een
aanmerkelijke uitbreiding moeten ondergaan en waarvan de tijd,
die er aan besteed wordt, als nutteloos besteed moet worden geacht.
Ik zal U niet schetsen de uitbreiding die vaak aan een meting
moet worden gegeven om van verkochte of overblijvende perceels
gedeelten een behoorlijke grootte vast te stellen.
Dit zijn slechts de, zij het groote, ongemakken die de kadastrale
dienst zelve van het oude kaartmateriaal ondervindt.
Doch ik wil slechts met U constateeren, dat de waarde van onze
kadastrale kaarten bij lange na geen gelijken tred heeft gehouden
met datgene wat er technisch en economisch van wordt verwacht.
Want ze behooren te zijn van een technische kwaliteit
die voorziet in de behoefte van het publiek en op een dus
danige schaal, dat ze gemakkelijk leesbaar zijn terwijl de leverings-
tijd van een kaart op een willekeurige schaal zoodanig kort moet
zijn, dat van een „service" van het Kadaster jegens het publiek
kan worden gesproken.
Doch in tegenspraak met deze juist gestelde eischen moeten we
constateeren dat we, na 110 jaren dienst, nog steeds moeten voort
bouwen op het in 1830 geleverde kaartmateriaal zonder dat hierop
in voldoende mate is afgeschreven.
Ik bedoel hier natuurlijk niet mee, dat in den loop van dezen tijd
de kaarten niet zouden zijn vernieuwd. Doch ze zijn vernieuwd
door kopieering van het oude, met handhaving dus van datgene
wat in vele gevallen honderd jaar geleden reeds niet aanvaardbaar
was, maar wat in onze tegenwoordige maatschappij, die immers
zooveel hoogere eischen stelt aan kaartmateriaal en kadastrale
grootte, beslist onvoldoende moet worden geacht.
Het wil mij voorkomen dat wij, het Kadaster beschouwende als
een „verbruiksvoorwerp", tot de erkenning zullen moeten komen,
dat het sinds 1830 bestaande materiaal als versleten moet worden
beschouwd. Technisch, omdat de kaarten veelal zoo slecht zijn, dat
ze aan geen redelijken eisch meer kunnen voldoen, administratief.