177
De omstandigheden dwingen verder tot een vlug verloop van de
Ruilverkaveling en zoo wordt momenteel door een subcommissie van
de Centrale Cult. Comm., waarin ook een tweetal ruilverkavelings
landmeters zitting hebben, de mogelijkheid onderzocht om de Ruil-
verkavelingswet zoodanig te veranderen, dat een kortere werkwijze
wordt verkregen. Dit zal niet gemakkelijk zijn, maar mocht het ge
lukken, dan zal evenwel van de deskundigheid, de ambitie en het
verantwoordelijkheidsgevoel der betrokken ambtenaren het uiterste
gevraagd worden, wil het resultaat niet tegenvallen. Alleen een be
roep op de wel zeer uitzonderlijke omstandigheden kan hier een
dergelijke poging billijken.
In het voorgaande is een soort balans van den tegenwoordigen
stand der ruilverkaveling opgemaakt. Het is verleidelijk tevens de
verschillende onderdeden van het, werk nader te bespreken, maar
dat zou ons te ver voeren. Naar wij hopen zullen andere schrijvers
zich geroepen gevoelen deze onderdeden nader in dit tijdschrift te
belichten.
Om echter een illustratie te geven hoe bijkomende zaken het
eigenlijke ruilverkavelingswerk nog interessanter kunnen maken,
moge hier iets medegedeeld worden over de Ruilverkaveling „de
Mheen" te Elburg, een object van ca 78 ha, een verkaveling dus,
die tusschen de grootere in het niet schijnt te vallen, en die toch
door haar bijzonderheden de aandacht zal blijven trekken.
Deze ruilverkaveling werd aangevraagd door de grondeigenaren.
Bij de voorbereiding bleek, dat op het grootste gedeelte van het
complex een weiderecht rustte, dateerende reeds uit de 14de eeuw.
welk recht aan alle burgers van Elburg het recht gaf vee op de
Mheen te weiden van 1 11 Mei en na 1 September. De eigenaren
hadden dus alleen recht op het grasgewas dat na 12 Mei groeide
en voor 27 Juli gemaaid moest zijn, waarna het land zoo moest
blijven liggen tot de naweide begon.
Men kan begrijpen, dat dit weiderecht maakte, dat de landen niet
zeer productief waren, in de eerste plaats omdat het jonge gras
weggevreten werd van 141 Mei en verder omdat het land werd
stuk getrapt door het ongelimiteerde aantal stuks vee der Elburgers,
terwijl natuurlijk de eigenaren er niets voor gevoelden de perceelen
te bemesten ten voordeele van de weidegerechtigden.
Het gevolg was een verwaarloosde vlakte zonder wegen en zon
der watergangen met slechte grassen en veel roobol (hermoes),