179
vraag wat er met de Mheen zou gebeuren en de weidegerechtigden.
die meenden op zijn minst evenveel rechten op den grond te heb
ben, zouden dat moeten aanvaarden. Toen uit het advies van de
Centrale Commissie voor Ruilverkaveling bleek, dat men voorstelde
het weiderecht af te koopen, brak de storm los, regende het inge
zonden stukken, was heel Elburg op de stemmingsvergadering te
genwoordig en werden daar harde noten gekraakt.
Waar evenwel de wet alleen de eigenaren volgens het Kadaster
als stemgerechtigden erkent, beslisten alleen deze eigenaren en werd
de ruilverkaveling aangenomen met 48 tegen 24 stemmen en met
47 ha tegen 31 ha. Bij de afwikkeling van de ruilverkaveling bleek
inderdaad het weiderecht zeer belangrijk te zijn en een groote be
knotting van het eigendomsrecht der eigenaren. Voor vele Elburger
kleine veehouders bleek het weiderecht veel te beteekenen en het
was daarom niet te verwonderen, dat deze zich vereenigden en pro
testvergaderingen belegden om daar te eischen, dat de Ruilverkave
ling niet verder zou doorgaan of wel, dat het recht in zijn vollen
omvang op de verkavelde Mheen zou blijven rusten. Waar eenmaal
de ruilverkaveling was aangenomen, kwam het eerste niet in aan
merking, terwijl de tweede oplossing elke verbetering illusoir zou
maken.
Tegen den door de Centrale Commissie voor Ruilverkaveling ge-
adviseerden afkoop van het weiderecht bleek ook in de Plaatse
lijke Commissie nogal bezwaar te bestaan. Men kan dan wel een
schadeloosstelling geven, maar die gelden zouden den Elburgers
gauw door de vingers glippen, met bovendien de moeilijkheid, dat
de schatting van de afkoopwaarde vrij lastig zou zijn, evenals de
verdeeling daarvan onder de burgers van Elburg. Men denke slechts
aan diegenen, die de rechten uitoefenen (boeren en veehouders) en
aan diegenen, die z.g. slapende rechten hebben (gezeten burgers,
handelslieden, ambtenaren). Het geheele register van den burger
lijken stand zou in de lijst van rechthebbenden moeten worden op
genomen!
De Plaatselijke Commissie ging dus meer gevoelen voor de idee
de weiderechten wel af te koopen, doch de uitkeering dan niet te
doen in geld, maar in land. Men behoefde dan het recht niet te waar-
deeren in geld; een verhoudingscijfer tot het eigendomsrecht zou
voldoende zijn, terwijl daarnevens voor de rechthebbenden kon ver
meld worden: