198 nogtoe uitgevoerde ruilverkavelingen open en vlakke terreinen be troffen, waar weinig natuur- en landschapsschoon te bederven viel. De rechte lijn was hier vanzelfsprekend. Mits met de noodige varia tie toegepast, behoeft ze echter geen eentonig landschap te scheppen, zooals zoovele voorbeelden kunnen bewijzen; men zie slechts naar den Wieringermeerpolder. Met het noemen van dit voorbeeld dwalen we misschien wel wat ver af van ons uitgangspunt: den Twentschen esch. Hier een aan de baren ontwoekerd gebied, waar de ontwerper van de nieuwe indee ling bijna geheel vrij was en door de uitgestrektheid de groote lijn kon vasthouden, daar oude cultuurgronden met een historisch ge groeide indeeling. Laten wij, om dichter bij huis te blijven, op de in 1928 totstand gekomen ruilverkaveling „Nieuwleusen" wijzen. Deze vlakte van 1200 ha, slechts door den Rijksstraatweg en de spoorbaan Zwolle-Meppel en een enkelen landweg en waterloop doorsneden, bood vroeger een vrij eentonigen, in het winterhalfjaar zelfs troosteloozen, aanblik. Voor de tengevolge van de ruilverkave ling aangelegde wegen en waterloopen is ook hier uiteraard de rechte lijn met de noodige afwisseling gebezigd. De in vrij grooten getale gebouwde boerderijen nu reeds veelal in het groen verscholen verlevendigen het landschap zonder af breuk te doen aan het wijde uitzicht. Doordat de in deze ruilverkaveling opgenomen gronden voor het grootste deel als hooiland verpacht werden, althans op een enkele uitzondering na geen integreerend bestanddeel van bestaande be drijven vormden, was er hier een groote mate van vrijheid in het maken van een nieuwe indeeling. De doelstelling kon dezelfde zijn als bij groote ontginningen en droogmakerijen, nl. het scheppen van de mogelijkheid tot stichting van nieuwe bedrijven. De meeste ruilverkavelingen beoogen evenwel door wegenaanleg, ontwatering en betere perceelsindeeling den toestand voor bestaande bedrijven te verbeteren. Het probleem is daarom zoo geheel verschil lend van dat der groote ontginningen. In het ééne geval verbetering van het oude en aanpassing bij het landschap, in het andere geval schepping van een geheel nieuw landschap. Men doet goed dit bij de beoordeeling van uitgevoerde werken steeds te bedenken. Men zal dan tevens inzien, dat in vele gevallen de taak van den ruilverkavelaar meer gecompliceerd is dan die van den ontginner

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1940 | | pagina 206