207
Vergelijkend examen voor Landmeter van het Kadaster
en examen voor Buitengewoon Landmeter van het
Kadaster in 1939.
(Vervolg)
Administratieve vragen.
I (fig. 2). Het perceel gemeente X sectie G no. 5 komt voor op het legger
artikel van A, het perceel sectie G no. 6 op het leggerartikel van B.
A en B verschillen van meening over de vraag, waar de grens van hun
eigendommen gelegen is. A beroept zich op de kadastrale kaart, B beweert, dat
het midden van de op het terrein aanwezige, zeer oude, met boomen beplante
aarden wal de eigendomsgrens is.
A en B komen overeen aan dit geschil een einde te maken. Zij laten een akte
van grensregeling overschrijven, waarin onder meer verklaard wordt, dat het
midden van de op het terrein aanwezige aarden wal door beide partijen als grens
van hun eigendommen aangenomen wordt.
Eenigen tijd later verkoopt B een zuidelijke strook van zijn land aan de ge
meente X voor wegverbreeding. In de overgeschreven akte wordt deze strook
omschreven als een zuidelijke strook van de kadastrale perceelen sectie G nos.
5 en 6.
JACOB5LAAN
Fig. 2. Fig. 3.
Bij de opmeting blijkt op het terrein een zeer oude wal aanwezig te zijn; deze
is op de bijgevoegde kopie (fig. 2) van het niet op een hermeting berustende
minuutplan met een stippellijn aangegeven.
Op het perceel sectie G no. 5 is een hypothecaire inschrijving ten laste van
A genomen.
GEVRAAGD WORDT:
1°. te omschrijven op welke wijze deze akten bij de kadastrale boekhouding en
in den staat no. 75 behandeld moeten worden en welke de gevolgen zijn
voor de hypothecaire boekhouding;
2°. duidelijk uiteen te zetten, waarom de akten op deze wijze behandeld zijn.