220 Bij ieder richtmerk wordt ook een onderstuk geleverd, zoodat theo doliet en richtmerk willekeurig verwisseld kunnen worden. De vorm van het richttafeltje is zoo gekozen, dat een zeer nauw keurige instelling van den kijker, zoowel wat de richting als de hoogte betreft, bereikt wordt. Het geviseerde punt ligt even hoog boven het onderstel als de horizontale as van den theodoliet. Elk richtmerk heeft een in het midden aangebracht niveau voor horizontaalstelling en een optische centreering benevens aan den bovenkant een centreermerk voor afloodingen van boven af. Voor de electrische verlichting dienen een zelfde batterij als voor den theodoliet en een er op te plaatsen witte reflector. Op de rechterkolom kan een buisboussole vastgeschroefd wor den. Zij dient voor de oriënteering van den horizontalen rand naar het Noorden. Om op beide kolommen te plaatsen werd een spe ciale doosboussole vervaardigd, waarop met een magneetnaald het azimuth van de vizierlijn afgelezen kan worden. Bijzondere aandacht werd besteed aan de optische afstands meting. a) Afstandsmeting volgens Reichenbach. Op de strepenplaat van den kijker zijn op de gebruikelijke wijze dwars over de verti cale middelste streep twee korte strepen getrokken. De afstand van de verticale as van het instrument tot de loodrecht opgestelde baak is gelijk aan het honderdvoud van het baakgedeelte, dat tusschen de twee afstandsstrepen zichtbaar is. Bij hel lende richtingen moet de baakafle zing vermenigvuldigd worden met het kwadraat van den cosinus van den hellingshoek. b) Dubbelbeeldafstandsmeting met afstandsprisma. Hiervoor wordt een optisch prisma volgens Richard ge bruikt, dat echter, overeenkomstig de constructie van Kern, een aan de horizontale middellijn van het objec tief symmetrisch vlak bedekt. De parallactische hoek wordt verkregen Fig. 8. Wild T 1 met afstands- door twee gescheiden achter elkan- prisma. der liggende glazen prisma's, die

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1940 | | pagina 228