232 wetgeving tot een eenvoudige doelstelling van het Kadaster te ge raken en tot werkwijzen, die zich bij deze doelstelling aansluiten. Ik vraag echter nog een oogenblik Uw aandacht voor een ge dachte, waarvan, als ik goed ben ingelicht, de Landmeter van het Kadaster J. J. Gorterde vader is. Deze komt er op neer om bij her metingen een soortgelijke handelwijze in te voeren als het door den Rechter-Commissaris bindend verklaren van de lijst van recht hebbenden bij de ruilverkavelingsprocedure. Deze gedachte is zeer aantrekkelijk, ik behoef U de voordeelen daarvan niet uitvoerig op te noemen. Ofschoon deze maatregel slechts tijdelijk verbetering brengt, is het groote voordeel er van, dat het verleden met één slag wordt afgesloten. In dit geval zou men met een geheel schoone lei na een hermeting kunnen beginnen. Vooral zou de administratie hiervan groote voordeelen ondervinden, men denke b.v. maar eens aan de erfdienstbaarheden. Onder de kwesties, die in het bovenstaande niet zijn aangeroerd, is er één die nog besproken dient te worden. Wanneer ergens het Kadaster is vernieuwd, hoeveel jaren moet dit nieuwe werk dan stand kunnen houden? In een debat ook in deze vergadering is deze zaak wel eens in het wilde weg ter tafel gebracht. Zij verdient echter beter, want het is bij den opzet van een hermeting van veel betee- kenis zich hiervan rekenschap te geven. Liever dan te vragem hoeveel jaar moet het vernieuwde Kadaster dienst doen, zou ik de vraag zoo willen stellen: moet de bijhouding er op gericht zijn het nieuw gewordene eeuwig in stand te houden, m.a.w. hermeet men in een gebied maar één keer, of is het een werk dat slechts tijde lijk in stand behoeft te worden gehouden, zij het dan voor een groot aantal jaren, om de gedachte te bepalen 70 jaar gemiddeld? Zooals waarschijnlijk wel bekend is, sta ik op het standpunt, dat een nieuw Kadaster slechts tijdelijk behoeft te zijn. Ik kan mij n.l. moeilijk voorstellen, dat men op het moment van de hermeting eens en voor altijd van een terrein kan bepalen wat er landmeetkundig moet worden gedaan. Het eenige en beste lijkt mij, zich naar de tegenwoordige eischen te richten en iets op grond daarvan tot stand te brengen. Men kan de uiterste economie betrachten bij het stellen van de eischen aan het werk, terwijl het anders gemakkelijk tot een kapitaalbelegging leidt, waarvan het de vraag is, of ooit de rente er van binnenkomt. Verder gaat voor mij een groote bekoring uit van de gedachte zoo n 70-jarige herziening te combineeren met

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1940 | | pagina 240